Zaterdag 22 maart 2003
‘Het jammerlijk falen van de publiek-private samenwerking bij Vinex’ Nee, deze opinie stamt niet uit mijn mond, maar is als kop boven een artikel geschreven door twee wetenschappers, drs. Michiel van Baarse en mr. Suzanne Kemper. Hun mening over de ontwikkeling van de vinexlocaties stond gisteren in het bouwdagblad Cobouw. Ik ken de beide schrijvers niet, maar wat ons bind , is dat ik het hartgrondig met ze eens ben.
In hun bijdrage beschrijven ze hoe gemeenten hebben toegestaan dat projectontwikkelaars binnen vinexlocaties monopolieposities hebben verworven en hoe deze posities worden uitgebuit. Dat gaat ten laste van de nieuwe bewoners, die te veel voor hun woning betalen, en van de gemeenten. Lees het maar, zou ik iedereen willen aanbevelen, maar de Cobouw is geen Telegraaf of Volkskrant, dus slechts weinigen krijgen het artikel onder ogen. Wat jammer is.
Kortweg wordt er beschreven hoe projectontwikkelaars zich rechten verwerven door strategische grondaankopen en hoe gemeenten daarna met de ontwikkelaars gezamenlijke ontwikkelingsfirma’s oprichten. Deze firma’s (in Amersfoort de OBV) ontwikkelen de bouwlocatie en geven daarna de grond uit aan private partijen. Dat zijn meestal dus de partijen waarmee de gemeente samenwerkt. De ontwikkelaars hebben van te voren de koek al verdeeld, van concurrentie is geen sprake en het bouwtempo wordt niet door de overheid, maar door de private ontwikkelaars bepaald. Die hebben ook invloed op de uitgifteprijzen, want die worden vastgelegd binnen de publiek-private samenwerking. Die prijzen worden niet te hoog gesteld, zodat op de te bouwen woningen optimale winst kan worden behaald. En omdat de grondprijzen niet te hoog mogen worden, wordt er dus zuinig verkaveld en wordt de openbare ruimte zo sober mogelijk gehouden, allerlei gelikte brochures ten spijt.
De twee auteurs in Cobouw trekken de lijn door naar de binnenstedelijke vernieuwing, die de komende jaren in betekenis toeneemt. Zij pleiten voor betere wetgeving waardoor de positie van de gemeente ten opzichte van ontwikkelaars en bouwondernemingen wordt versterkt. De hoop hierop is overigens niet zo groot, proef je ook uit het artikel.
Het artikel wordt geschreven in een periode waarin kamerleden zich afvragen of bij de Kamerenquete over de bouwfraude wel voldoende aandacht is besteed aan de positie van de ontwikkelaars binnen de vinexlocaties. Ik ben er van overtuigt dat ze met Amersfoort een aardige case kunnen hebben. Ik ga maar eens vast wat punten op papier zetten, want ik heb al eerder gemerkt dat een ingevuld formulier van het college meer verhult dan openbaar maakt.
Geef een reactie