Zaterdag 21 juni 2003
De Amersfoortse Courant besteedt deze dag uitgebreid aandacht aan de plannen voor het Eemcentrum. De redactie verbaast zich over een opmerkelijk feit: de raadsleden praten alleen nog over de wijze van invulling van het centrum en niet over de zin of onzin van de plannen die afgelopen maand werden gepresenteerd. Een niet onterecht verwijt, dat je overigens vaker kunt maken over zaken die de discussie in de raad bepalen.
Over één ding kan iedereen, en naar ik meen ook de AC-redactie, het eens zijn: er moet wel iéts gebeuren met de zandvlakte ten noorden van spoorlijn en stadscentrum. Met als tweede vaststelling: het gemeentebestuur heeft wel erg lang vastgehouden aan veel te hoog gegrepen ambities. In de stukken waar de gemeenteraad de komende week over moet beslissen, wordt het begrip ‘prestige’ uitvoerig toegelicht. Het is niet erg, schrijft het college, wanneer je plannen maakt die een bijdrage leveren aan het prestige van de stad. Dat is juist, maar vaak ontstaat de indruk dat projecten vooral het prestige van een toevallige bestuurder moeten dienen, en dat met gemeenschapsgeld. Op deze manier is het Eemkwartier – vroeger onder de naam Themacentrum – jarenlang behandeld.
Een discussie over de zin of onzin van de plannen voor het Eemcentrum is beslist op zijn plaats. Maar de uitslag staat al vast: een meerderheid in de raad vindt een dergelijke discussie een gepasseerd station. Er ligt nu een plan, dus laten we alsjeblieft eindelijk eens iets gaan doen, is de heersende mening. Dat de gemeente, ook door eigen schuld, het plan van de OCA-ontwikkelaars heeft laten transformeren tot een aangekleed plan met als kern een aantal gemeentelijke voorzieningen, deert de meeste niet. Ook niet dat daardoor de gemeente grote financiële risico’s loopt.
Leefbaar Amersfoort heeft vanaf haar oprichting de vraag gesteld: moet er een kostbare verhuizing van de bibliotheek naar het Eemcentrum plaatsvinden. En zijn de te krap behuisde Scholen voor de Kunsten adequaat geholpen met een vestiging in het nieuwe centrum. Natuurlijk: ze kunnen daar een aantal ruimtelijke wensen adequaat realiseren – er van uitgaande dat daar voldoende geld voor beschikbaar is. Maar wanneer er voor het Eemkwartier al veel eerder een duidelijk concept had gelegen, zonder een te groot gemeentelijk accent, was de ruimtebehoefte voor de Scholen voor de Kunsten misschien al elders in de stad opgelost. Een van de alternatieven was de Zonnehof, meent Leefbaar Amersfoort.
Maar uit allerlei contacten gedurende het afgelopen jaar is gebleken dat vrijwel iedereen zich blindstaart op het Eemcentrum en een discussie over alternatieven uit de weg gaat. Vanuit dit gegeven gaat Leefbaar Amersfoort zich vooreerst inzetten voor een zo goed mogelijke invulling van het Eemcentrum tegen aanvaardbare kosten. Tijdens een besloten vergadering is informatie gegeven over de financiële onderbouwing van de actuele plannen. Vanuit deze kennis kan worden gezegd: gemeente, praat maar verder met de OCA en met de kunstinstellingen. Aan het einde van dit jaar volgen de definitieve voorstellen, waarbij ook de financiële onderbouwing in alle openheid kan worden behandeld. En dat is best nodig, want met name de exploitatiecijfers vergen een nadere uitwerking alvorens het definitieve groene licht voor de ontwikkeling van het culturele deel in Eemcentrum kan worden gegeven. Het laatste woord hierover is beslist nog niet gezegd!
Vrijdag 21 juni 2003
De raadsleden ontvangen op onregelmatige tijdstippen een informatiebulletin van de griffie. Daarin wordt toelichting gegeven op actualiteiten die raadsleden aangaan, op procedures en op wetenswaardigheden. Ook worden er tips gegeven. In het bulletin van deze week stond een tip voor een vakantieboek dat raadsleden niet mogen missen. Het is het boek ‘Niet spreken met de bestuurder’ van NRC- en voormalig VN-redacteur Gerard van Westerloo. Het boek beschrijft het Nederlandse regentendom, niet alleen in Den Haag maar ook in verschillende gemeenten. Van Westerloo beschrijft de gang van zaken binnen gemeenteraden, zoals Arnhem en Rotterdam, maar zijn keuze was willekeurig. Hij had e stand van zaken binnen vele andere steden kunnen beschrijven. Er zijn tientallen gemeenten waar coterieën, bestuurlijke inteelt en politieke stokpaardjes de agenda van het gemeentebestuur bepalen.
Als de raadsleden zich na deze tip vanuit de griffie naar de boekhandel begeven, heb ik nog een tweede tip voor ze: ‘Kreukbaar Nederland – van bouwput tot beerput’. Het is geschreven door twee collega’s van Gerard van Westerlo: de NRC-redacteuren Joep Dohmen en Jos Verlaan. Het boek, net uitgekomen, komt met nieuwe feiten en inzichten over de betrokkenheid van overheden bij gesjoemel. Ik heb het boek net in huis en heb een blik in het register van personen en firma’s geslagen. Er komen heel wat namen in voor van personen en bedrijven die ook bij de ontwikkeling van Amersfoort een rol hebben gespeeld – soms zelfs een toonaangevende.
Dat verbaasd mij niets. Nadat de enquêtecommissie die zich in de Tweede Kamer bezig hield met de bouwfraude, haar rapport uitbracht, zeiden verschillende mensen (waaronder ik zelf): wat elders is gebeurd, heeft natuurlijk ook in Amersfoort plaatsgevonden. Onze stad is beslist geen eiland van fatsoen en betrouwbaarheid in een land waar verder bestuurders, ambtenaren en bouwondernemingen innig en met veel financiële smeermiddelen hebben samengewerkt. Dat zeg je wel, riepen enkele raadscollega’s, maar bewijs het maar. Om daarna de zaak te laten voor wat het was.
Mijn wantrouwen is echter groter dan de zalvende opmerkingen vanuit enkele coalitiepartijen. Ik heb zo mijn vage vermoedens, maar mis de nodige bewijzen. Een groot deel van die vermoedens is ontstaan tijdens de discussie over de ontwikkeling van Vathorst. De geschiedenis van dit nieuwe stadsdeel past geheel binnen de gang van zaken zoals de enquêtecommissie die elders in ons land heeft vastgesteld. Bij de discussie over de start van Vathorst heb ik (ik was toen ook al enkele jaren lid van onze gemeenteraad) heel wat vraagtekens gezet. Dat leidde soms tot verhitte discussies binnen de PvdA-fractie waar ik toen deel van uitmaakte en was voor mij aanleiding mij in 1998 niet beschikbaar te stellen voor een kandidatenlijst die werd geleid door een wethouder die zeer nauw betrokken was bij het creëren van de – voor hen zeker niet ongunstige – samenwerking tussen gemeente en projectontwikkelaars.
Dus ben ik de afgelopen maand in de archieven gedoken. Ik ben begonnen met het schrijven van een chronologisch overzicht van allerlei feiten in de jaren negentig. Ik ben er nog niet mee klaar, maar verbaas mij nu al over de relatie tussen de gemeente (bestuur én ambtenaren) en de ontwikkelingsbedrijven. Het is een boeiende bezigheid, enkele meelezers beschouwen het als een pakkende krimi en wachten met spanning op de hoofdstukken die ik nog moet schrijven.
Ga ik met deze gegevens iets doen? Dat is onontkoombaar. Boeken zoals die van Dohmen en Verlaan motiveren bij daarbij. Maar bovenal: bewoners in onze stad mogen en moeten weten dat het in Amersfoort niet beter is gegaan dan elders in ons land. Wij zijn niet roomser dan de paus. Het is daarom meer dan nodig dat we als gemeenteraad kritisch blijven en er voor zorgen dat onze kiezers ons steeds ter verantwoording kunnen roepen zonder dat we daarbij iets hebben te verbergen.
Geef een reactie