Maandag 4 augustus 2003
De heer Verhoef heeft de eerste slag verloren. De heer L. Verhoef is accountant en was ooit werkzaam bij een van de grote accountantbureaus, gespecialiseerd in de controle van gemeentelijke jaarrekeningen. De Verhoef kent de materie. Vanuit die kennis heeft hij grote bezwaren tegen een belangrijk onderdeel van de gemeentelijke jaarrekeningen: de overschotten en kosten.
Volgens Verhoef verbergen gemeenten een deel van de jaarlijkse overschotten. Indien zij dat niet zouden doen, zou de financiële positie van gemeenten er beter uitzien en zouden extra verhogingen van de onroerendgoedbelasting overbodig zijn. In zijn kruistocht tegen de gemeenten heeft hij veel medestanders, ook in Amersfoort. Om zijn gelijk te halen heeft hij onlangs bij de Raad van Tucht voor Accountants een officiële klacht ingediend tegen een aantal accountantbureaus. Volgens hem is Amersfoort één van de gemeente waar de verdoezeling van feiten plaatsvindt. De Raad van Tucht heeft hem in het ongelijk gesteld.
De Raad van Tucht heeft in zijn oordeel opgemerkt dat de wijze waarop gemeenten hun financiële verantwoording opstellen nu eenmaal anders is dan in het bedrijfsleven. Zouden voor de overheid dezelfde regels gelden als voor het bedrijfsleven, dan had de uitspraak er heel anders uit kunnen zien. Een van de door Verhoef aangeklaagde accountants heeft daarom opgemerkt dat Verhoef met zijn klachten niet naar de tuchtraad moet lopen, maar naar de wetgever. Verhoef gaat in beroep tegen de uitspraak.
Indien Amersfoort inderdaad aan de hand van de in het bedrijfsleven gebruikelijke wijze het saldo over het jaar 2000 had vastgesteld, waren totaal andere bedragen uit de bus gekomen. Over dat jaar schreef Amersfoort een positief saldo van tien miljoen gulden in de boeken. Volgens Verhoef had de gemeente echter een saldo van 48 miljoen euro, een niet onbelangrijk verschil. Het verschil is grotendeels weggeborgen in allerlei reserveringen en risicopotjes, een stil vermogen dus.
Verhoef heeft natuurlijk gelijk: de gemeente moet een goed overzicht geven in de resultaten die uit de begrotingen worden gehaald. Juist in de tijd van bezuinigingen zouden we allerlei spaarpotjes best mogen aanspreken, want daar zijn spaarpotjes voor. Deze hele zaak vormt in elk geval een discussiepunt voor de komende begrotingsbesprekingen, eind oktober. Als de heer Verhoef gelijk heeft, mag dat van mij uit zo snel mogelijk boven tafel komen. We hebben het geld hard nodig!
Zondag 3 augustus 2003
Deze dag kijk ik nog eens een artikel na in het maandblad ROM. Dit blad is gericht op diegenen die iets met ruimtelijke ordening hebben te maken. Het afgelopen juninummer had als thema: centrumgebieden. Het artikel was aangevuld met twee voorbeelden: Mariënburg in Nijmegen en het CSG-gebied in Amersfoort. De redactie van ROM had mij over het CSG-gebied geïnterviewd. Omdart mijn kanttekeningen voor een belangrijk deel kritisch waren, is het goede principe van hoor en wederhoor toegepast. De heer De Bruin, voorlichter en manusje van alles binnen de CSG-organisatie viel de eer te beurt. Het was aardig het geheel nog eens door te lezen!
Ik gebruikte bij mijn zicht op de ontwikkeling van de CSG-plannen woorden als ‘politieke hoogmoed’ en ‘gebrek aan realiteitszin’. Het heeft al bij de presentatie van de CSG-plannen in de jaren tachtig aan een heldere visie ontbroken. Ik maakte mijn opmerkingen mede op basis van een vergelijkend onderzoek naar de ontwikkeling van verschillende stationsgebieden in ons land. Amersfoort sprong er daarbij niet zo goed uit en scoorde, het geheel overziende, het slechtste van alle grote steden.
Een aantal uitgangspunten is niet gerealiseerd, denk maar aan het Eemcentrum dat bij de presentatie van de CSG-plannen, meer dan vijftien jaar geleden, als een Themacentrum met nationale, zo niet internationale allure werd gepresenteerd. Er is door heel wat ambtenaren en bestuurders heel wat afgereisd om naar voorbeelden te kijken, maar opgeleverd heeft dat weinig tot niets.
Wat ik jammer vind is dat de CSG-woordvoerder geen houtsnijdende tegenargumenten kon geven en bij zijn reactie het ook met de geschiedenis niet zo nauw neemt. Zo zou volgens hem voor het plan Puntenburg de gemeenteraad een voorstel hebben afgewezen, waarna in goed overleg met omwonenden en andere belangstellenden in minder dan een jaar een nieuw plan is ontworpen dat nu wordt uitgevoerd. De realiteit is echter dat omstreeks 1996 de gemeenteraad zelf heeft besloten dat een brede inspraakprocedure voor Puntenburg moest worden opgezet, mede om een mogelijke stroom van bezwaarschriften te voorkomen. De deelnemers aan dit inspraakproces hebben een lijdensweg van jaren doorlopen en wezen de oorspronkelijke plannen – terecht – af. Pas toen stedenbouwkundige Rien Bakker, aangetrokken om te bemiddelen, de gemeente aan de schandpaal nagelde en de bewoners gelijk gaf, zijn plannen veranderd – wat overigens veel meer dan een jaar heeft geduurd.
De juichende reactie van de voorlichtingsambtenaar De Bruin op mijn opmerkingen over de tien jaar durende zoektocht naar een goede invulling voor het Eemcentrum, is intussen door de realiteit achterhaald. De actuele stand van zaken rondom het Eemcentrum heeft mijn opmerking in SOM bevestigd. Je hebt voorlichters en voorlichters, de heer De Bruin kan voorlopig zijn wonden likken.
Geef een reactie