Donderdag 18 december 2003
Een aantal zaken in de gemeenteraad wordt achter gesloten deuren behandeld. Leefbaar Amersfoort heeft daaraan een broertje dood, maar het is niet te ontkennen dat het soms niet anders kan. In feite gaat het daarbij om zaken die personen kunnen betreffen of om onderwerpen waarbij commerciële belangen in het geding zijn. De normen die in de Wet Openbaarheid van Bestuur staan, kunnen goed tot leidraad dienen.
Toen in 1998 een overeenkomst werd afgesloten met Vahstal, kon je stellen dat commerciële belangen in het geding waren. Dat was een grond voor geheimhouding van de besprekingen over de overeenkomst en de inhoud daarvan. Een cynicus zou kunnen opmerken dat de overeenkomst die met Vahstal werd afgesloten voor de gemeente zo ongunstig was, dat alleen daarom sommigen een pleidooi voor geheimhouding op zijn plaats vonden. Alles bij elkaar leidde dat wel tot vreemde situaties. Met enige regelmaat bleek dat tussen Vahstal en de gemeente heftige discussies plaatsvonden, maar de oorzaak hiervan was moeilijk te doorzien want die was vertrouwelijk.
Intussen lijkt het er op dat half Amersfoort over de vaststellingsovereenkomst uit 1998 beschikt. In elk geval ligt de overeenkomst op het bureau van tenminste één van de media in onze stad: het weekblad Amersfoort Nu. In het nummer van 17 december werd kwistig geciteerd uit de overeenkomst in een artikel dat de kop draagt: ‘Gemeente belooft schriftelijk: Voorrang voor aannemer Vahstal bij bouwprojecten’. De situatie begint absurd te worden, want de raadsleden die in 1997 en 1998 aan de discussie over de overeenkomst hebben deelgenomen, zijn wettelijk gehouden aan de toen opgelegde geheimhouding. Dat maakt de discussie over de problemen die regelmatig tussen de gemeente en Vahstal opduiken er niet makkelijker op.
Ik vind dat het met de geheimhouding rondom de overeenkomst met Vahstal uit 1998 afgelopen moet zijn. Als er zelfs perspublicaties zijn waarbij rijkelijk uit de overeenkomst wordt geciteerd, dan mag je eigenlijk toch niet verwachten dat een kleine groep mensen op geforceerde wijze hun mond moeten houden. Dat is vooral pijnlijk voor de mensen die over de overeenkomst een uitgesproken mening hebben. Ik vind bijvoorbeeld dat wethouder Roel Boer – en met hem het hele toenmalige college – zich in 1998 een oor heeft laten aannaaien, maar ik mag de bewijsstukken daarvoor niet op tafel leggen.
Overigens heeft de hele ontwikkeling rondom de affaire Vahstal ook nog een ander facet waarover in het openbaar discussie moet worden gevoerd. Op 21 november stuurde Vahstal een aangetekende brief aan de raad waarin werd aangekondigd dat tussen hem en de gemeente een pittige discussie plaatsvindt over een tweetal claims. Volgens Vahstal loopt de gemeente daarbij grote kans zo’n 32 miljoen euro aan schadevergoeding te moeten betalen.
De brief overviel de raadsleden. Terwijl er zwaar wordt gediscussieerd over een bezuinigingsronde van vijf miljoen euro, blijkt de gemeente een risico te lopen dat een veelvoud van het te bezuinigen bedrag bedraagt. Dat op 8 december Vahstal in een besloten commissie aan de orde kwam (de agendering was openbaar!), doet er niets van af dat wethouder jan de Wilde waarschijnlijk heeft versaagd in zijn informatieplicht tegenover de raad. Dat is een linke zaak, maar je kunt een wethouder niet twee keer achter elkaar voor een vergelijkbaar feilen wegsturen, dubbel-demissionair bestaat niet. Uit de gang van zaken blijkt wel dat, zolang de nieuwe affaire rondom Vahstal niet is opgelost, een eventueel verblijf van Jan de Wilde in een nieuw college als een forse risicofactor moet worden gezien.
Woensdag 17 december 2003
Achteraf praten is altijd gemakkelijk. Achteraf weten we altijd alles beter, is kritiek leveren een fluitje van een cent en is het geen kunst om het beter te weten. Dat geld te meer wanneer je zelf op het beslissende moment part nog deel had aan een misschien ongelukkig besluit. Dus moet je uiterst voorzichtig zijn met je kritiek op zaken die op het moment van besluitvorming minder overzichtelijk waren dan ze nu zijn.
Maar dat wil niet zeggen dat je er het zwijgen toe moet doen. Dat realiseerde ik mij deze dag tijdens de bijeenkomst over het vergunningparkeren. Een geslaagde bijeenkomst overigens. Er werd uitvoerig gediscussieerd, ook over de situatie in de binnenstad. En daarbij werd duidelijk dat je achteraf kunt stellen dat er in het verleden een aantal zaken niet goed is behandeld.
Drie ontwikkelingen hebben zich in de binnenstad voorgedaan, die elk apart uitstekend zijn te verdedigen, maar in hun combinatie een aantal moeilijk op te lossen problemen hebben opgeleverd.
Ooit is besloten dat de binnenstad autovrij moet zijn. Dat is mooi, daar waren de meeste mensen wel voor, zeker zij die niet in de binnenstad wonen of er een bedrijf hebben. Maar er is ook besloten dat in de binnenstad meer moet worden gewoond. Dat vergroot de levendigheid en verhoogd de sociale veiligheid in de stad. Dat in een afgesloten binnenstad het aantal plaatsen voor het per vergunning parkeren beperkt is, heeft bij het besluit tot meer woningbouw nauwelijks of in het geheel geen rol gespeeld. Intussen zijn er tenminste twee keer zoveel vergunningen uitgegeven als er plaatsen zijn, maar dat mag de pret niet drukken.
En naast dat alles heeft ons gemeentebestuur ook steeds gezegd dat de binnenstad geen reservaat mag worden voor de happy few. Ook mensen met lagere inkomens en studerenden moeten voldoende woonruimte in de binnenstad vinden. Maar ook die mensen hebben auto’s, studenten misschien niet direct, maar na enige tijd, met baan en gezin, zijn ook zij potentiële autobezitters. Dat houdt echter in dat de financiële ruimte om aanvullende parkeervoorzieningen te creëren slechts beperkt aanwezig is. Een parkeerkelder onder sociale woningbouw is niet te betalen. In elk geval niet door de huurders. In feite heeft de gemeenteraad een aantal besluiten genomen zonder zich te realiseren dat je daar, als je het goed wil doen, een prijskaartje aan moet hangen.
Wat bij de discussie van deze dag ook naar voren kwam: er zijn eigenlijk best genoeg parkeerplaatsen, maar ze staan de bewoners niet ter beschikking. Wil je de binnenstad goed bewoonbaar maken voor een brede groep kopers en huurders, dan moet je speciale parkeerfaciliteiten tegen aanvaardbare prijzen beschikbaar stellen. Dan moeten bijvoorbeeld de parkeergarages 24 uur per dag toegankelijk te zijn voor bewoners. Nu zijn de garages ’s nachts dicht en zijn de tarieven te hoog om als voorziening voor de bewoners te dienen.
Kort en goed: wil je de parkeersituatie in de binnenstad goed managen – waardoor ook de parkeerdruk in de omringende wijken vermindert – dan moet er geld op tafel komen. Dan moeten de garages tegen aangepaste tarieven 24 uur per dag voor bewoners toegankelijk zijn en zul je moeten investeren in extra parkeervoorzieningen. Of je moet ophouden met het creëren van nieuwe woonruimte in de binnenstad. Het is een keuze.
Geef een reactie