Woensdag 26 mei 2004
Financieel staat de gemeente er niet goed voor. Tijdens de discussie over de Kadernota, afgelopen twee dagen, werd meermaals door collegeleden en partijwoordvoerders opgemerkt dat we in het najaar met nieuwe rijksbezuinigingen geconfronteerd worden, waardoor veel van de voornemens waarover de afgelopen dagen is besloten, op lemen voeten staan.
De gemeentelijke reactie op economische tegenwind is opmerkelijk. In het bedrijfsleven is het normaal dat bij financiële tegenslag en budgetbeperkingen, gezocht wordt naar mogelijkheden om de eigen organisatie af te slanken. Personeelskosten zijn belangrijke kosten. Om de klant goed te bedienen en het te leveren product aantrekkelijk en concurrerend te houden, zoekt een bedrijf naar mogelijkheden om in de eigen organisatie kosten te besparen.
Op het gemeentehuis gaat dat anders. Bij minder inkomsten wordt gekeken of het mogelijk is minder producten te leveren en de kwaliteit van te leveren diensten te versoberen. Aan het personeelsbestand wordt bij voorbaat zo min mogelijk gedaan. Interne werkzaamheden, ook als ze geen gevraagde producten opleveren, worden met fanatisme in stand gehouden. In feite functioneert het stadhuis als een soort sociale werkplaats voor beteropgeleiden.
Nu de gemeente over minder middelen beschikt, is een onderzoek noodzakelijk naar de relevantie van werkzaamheden die binnen de stadhuismuren worden uitgevoerd. Is het nog wel nodig dat een groot aantal ambtenaren betrokken is bij het voorbereiden van beleid dat misschien wel een hoge politieke potentie heeft, maar waarop de burgers in de stad niet direct op zitten te wachten?
Natuurlijk: er moeten paspoorten worden uitgegeven, bouwvergunningen worden verstrekt, de burgerlijke stand moet worden bijgehouden en uitkeringen moeten worden afgehandeld. Maar wat is de zin van beleidsambtenaren die zich bijvoorbeeld over de groenblauwe structuur buigen terwijl de benodigde tientallen miljoenen euro’s er vooreerst helemaal niet zijn. En wat is er op tegen om ambtenaren uit bouwkundige afdelingen, die door de teruglopende conjunctuur minder om handen hebben, om te scholen in plaats van nieuw personeel aan te trekken? Voor dergelijk soort aanpassingen is een potje van vier miljoen euro beschikbaar gesteld – onnodig veel, maar er breekt paniek uit binnen het stadhuismanagement wanneer wordt voorgesteld om de raad meer grip op deze goedgevulde pot te geven.
Waarom houdt het college aan oud beleid vast en bezuinigt het op zaken die de burgers aangaan, zoals cultuur, sport, welzijn en noem maar op. Simpel: omdat wijzigingen in het oude beleid dure beleidsambtenaren overbodig maakt. Het college bezuinigt liever over de ruggen van de burgers in de stad, in plaats van kritisch te kijken naar de mensen die ze dagelijks op de gang tegenkomt. Juist de voor personeelszaken verantwoordelijke wethouder moet zich realiseren dat je niet altijd aardig voor iedereen kunt blijven: in moeilijke tijden moeten moeilijke beslissingen worden genomen. Dan maar eens onaardig!
Over de bureaucratische procedures wil ik het niet hebben. Zolang het beantwoorden van simpele schriftelijke vragen met vier keer ‘neen’-antwoorden of iets dergelijks, acht werkuren in beslag neemt, schort er iets aan de interne werkorganisatie. Wat ook gezegd kan worden als blijkt dat simpele initiatieven een overlegcircus oplevert dat in geen verhouding staat met het ‘product’. Ik heb mij door een van de wethouders laten vertellen dat de herinrichting van een kamer begeleid wordt door een soort van ‘projectgroep’. Werkverschaffing!
De gemeente voert een goed personeelsbeleid. Dat blijkt onder meer uit het ziektecijfer dat, vergeleken met andere steden, laag is. Het is natuurlijk onzinnig om te streven naar een minder sociaal personeelsbeleid, maar kritische herbezinning hoeft niet haaks te staan op correct personeelsbeleid: de gemeente hoeft niet op te treden als een commerciële instelling waar bij drastische sanering honderden mensen op straat komen te staan. Maar het gemeentebestuur is wel verplicht om in tijden van bezuinigingen kritisch naar de eigen organisatie te kijken. Zolang het personeelsbestand ook in moeilijke tijden nog groeit, gebeurt dat in onvoldoende mate.
Geef een reactie