Dinsdag 29 juni 2004
‘Heeft u wethouder De Wilde al gefeliciteerd?’ vroeg een verslaggever mij na afloop van de discussie over de integriteit van deze wethouder. Even schrok ik: ben ik iets vergeten, heb ik een fatsoensregel overschreden, ben ik een slecht verliezer? Mijn volgende gedachte was: we kunnen niet aan de gang blijven, nu het duale denken door de coalitiepartijen is afgeschreven, zal er nog wel veel vaker bestuurlijk misgedrag door de coalitiepartijen onder het vloerkleed worden geveegd. Elkaar de hand schudden doe je aan het einde van de match, en voor mij is het dossier Jan de Wilde nog lang niet gesloten. Dat blijft nog wel enkele jaren op de agenda staan.
Dat de coalitiepartijen de wethouder door dik en dun zouden steunen, was al direct na de brief van de SP, waarin vraagtekens werden gezet bij de transactie tussen de wethouder en de Stichting Utrechts Landschap, duidelijk. Het college heeft met deze aankoop ingestemd, dus heeft het hele college zich gecommitteerd. Elke kritische uitspraak tegenover de wethouder heeft dus consequenties voor het hele college. Op zo’n moment verliest het moraal het dus van de wil tot politiek overleven.
Dat levert aardige stijlbloempjes op, zoals bijvoorbeeld uit de mond van de PvdA-fractievoorzitter was te vernemen. Hij bekritiseerde de SP omdat deze partij de wethouder eerst verdacht had gemaakt en vervolgens om een onderzoek had gevraagd. Laakbaar gedrag, zo verweet hij onze tomato’s. De PvdA gaat er dus vanuit dat je alleen een onderzoek mag vragen als iemand niét verdacht is. Dat verklaart waarschijnlijk het totale gebrek aan kritiek waaraan de PvdA-fractie, onder de knoet van haar wethouder, al jaren leidt.
Dat voor mij wethouder De Wilde elke geloofwaardigheid heeft verloren, heb ik de afgelopen week verschillende keren laten blijken. Daaraan heeft ook het coalitiekordon op deze avond weinig veranderd. Uit de reacties tijdens de raadsdiscussie kon ik opmaken dat de coalitiepartijen uit de hoek van Leefbaar Amersfoort een motie van wantrouwen of iets dergelijks hadden verwacht. Er heerste onbegrip en teleurstelling dat een dergelijke motie niet boven tafel kwam. Maar ja, was dat wel gebeurd, dan hadden er ongetwijfeld verwijten over een dergelijk ‘onverantwoordelijk’ initiatief geklonken. De wijze waarop de SP werd aangesproken maakte dat duidelijk: niet de dader (de wethouder) wordt op zijn verantwoording aangesproken, maar de bode die de integriteit van de wethouder aan de orde stelt. Wat kon de wethouder zich beter wensen dan een motie van wantrouwen die door een meerderheid, bestaande uit de coalitiepartijen, zou worden verworpen en daardoor het karakter van een uitspraak van vertrouwen zou krijgen. Dat verdient deze wethouder niet.
Eigenlijk is de meest tragische conclusie die waarschijnlijk uit de discussie van de afgelopen week is te trekken, de constatering dat wethouder De Wilde zich inderdaad van geen kwaad bewust is en er van overtuigd is naar eer en geweten te hebben gehandeld. Dat zou er op kunnen wijzen dat het normenbesef bij de wethouder, en ook bij de overige collegeleden die hem door dik en dun steunen, onvoldoende is ontwikkeld. Signalen in deze richting hebben zich al eerder voorgedaan, met als markant voorbeeld de buitenlandse reisjes die collegeleden op kosten van de bouwwereld hebben gemaakt.
Mijn opvatting is dat de coalitiepartijen wel de slag, maar niet de oorlog hebben gewonnen. Met het blokkeren van een onderzoek hebben zij voor de korte termijn het college weten te beschermen. Over een langere periode gezien kan het kortetermijndenken, zowel bij de wethouder als bij de defensief opererende collegepartijen, een tegengestelde uitwerking hebben. Van een aangeschoten wethouder kan je zeggen: aardig voor de oppositie, maar bitter slecht voor de stad.
Maandag 28 juni 2004
Deze avond kwamen zo’n honderd gemeenteraadsleden uit drie provincies in Amsterdam bijeen. Onderwerp van het door Ernst & Young georganiseerde seminar was: ‘Financiële positie onder druk’. Een gemêleerd gezelschap was bijeengekomen, met vertegenwoordigers van Den Helder tot Veenendaal, waarbij ook de grote steden, zoals Amsterdam, Amstelveen en Almere, ruimschoots waren vertegenwoordigd. Dat ik de enige vertegenwoordiger uit Amersfoort was, verbaasde mij – al moet ik wel opmerken dat collega Will Koet op het laatste moment vanwege dringende familieomstandigheden moest afzeggen.
Wat de bijeenkomst extra interessant maakte was de zogenaamde ‘meibrief’ van de minister van Binnenlandse Zaken, die net een week voor deze bijeenkomst is uitgekomen. In de brief wordt de meest actuele informatie verstrekt over de financiële verhoudingen tussen het Rijk en de gemeente, of anders gezegd: de meest actuele informatie over de consequenties van het Rijksbezuinigingsbeleid op de gemeentebegrotingen. In feite was het dus geen vrolijke bijeenkomst, wel leerzaam en informatief.
Minister Remkes heeft in zijn ‘meibrief’ enkele termen gebezigd die duidelijk weergeven dat de wind ons in het gezicht blaast. We gaan samen de trap op, dus we gaan er ook samen de trap af, is zo’n opmerking van de minister. Een dergelijke opmerking voorspelt weinig goeds, vooral ook als elders in de brief wordt geadviseerd dat de gemeenten de tering naar de nering moeten zetten. Om het afgaan van de trap in beeld te brengen: in de miljoenennota 2003 werd voorspeld dat de gemeenten op een groei uit het gemeentefonds konden rekenen van 3,9 procent, goed voor 536 miljoen euro. In het hoofdlijnenakkoord 2003 was het percentage al gezonken tot 2,9, in de miljoenennota 2004 liep het nog verder terug tot 1,9 procent. En nu staat de raming op min 0,1 procent. In beperkte tijd hebben de gemeenten dus 548 miljoen moeten inleveren. Overigens komt dit bedrag aardig overeen met de vijf miljoen die Amersfoort intussen aan bezuinigingen heeft vastgesteld: qua bevolkingsaantal komt één procent van de bezuinigingen op het gemeentefonds in de Keistad terecht.
Vanuit deze eenprocentsgedachte mag je stellen dat de meest recente raming, die op een landelijke bezuiniging van 12 miljoen neerkomt, Amersfoort 120.000 euro gaat kosten. Voor de begroting van 2005 kan het echter nog veel erger komen, na de ‘meibrief’ krijgen we in het najaar nog de ‘septemberbrief’ van de minister. Aan te nemen is dat de neergaande lijn van de afgelopen anderhalve jaar in de ‘septemberbrief’ wordt voortgezet. Een indicatie daarvoor is de poging van minister Zalm om het begrotingstekort onder de EG-richtlijn van drie procent te houden. Nu al is aangekondigd dat de vertaling van deze poging, die domweg uit verdere bezuinigingen bestaat, naar de gemeenten wordt doorberekend.
Een andere tegenvaller is te verwachten bij de OZB. De gemeenteraad heeft vorige maand besloten de OZB vanaf 2005 per jaar met één procent te verhogen, boven de aanpassing aan het inflatiepeil. Overigens was Leefbaar Amersfoort tegen deze OZB-verhoging. Voor 2005 komt daar nog eens één procent bovenop om een reductie uit 2004 te corrigeren, twee procent totaal dus. Het dreigende probleem is de maximering in de netto-tariefstijging voor de OZB die het Rijk wil opleggen. Het ziet er naar uit dat deze maximering op 1,5 procent uitkomt, zodat een deel van de door de raadsmeerderheid nagestreefde OZB-verhoging niet kan worden gerealiseerd. Voor de tegenstanders van deze verhoging een aardige opsteker, maar het zet de gemeentebegroting wel extra onder druk.
Tijdens het seminar kwam een aantal mogelijkheden aan de orde om extra financiële ruimte te creëren. Efficiency in de bedrijfsvoering, wijzigingen in de personeelsopbouw en bijstelling van nieuw beleid waren daarbij gebezigde steekwoorden. Speerpunten van Leefbaar Amersfoort, maar een vorm van vloeken binnen het Amersfoortse stadhuis.
Geef een reactie