Zondag 17 oktober 2004
De Isselt is een bedrijvengebied met een onduidelijk profiel. Er zijn allerlei soorten bedrijven te vinden: logistieke centra, garagebedrijven, toonzalen, industriebedrijven, afvalverwerking, chemische industrie, onderwijs, kantoren en hier en daar wat bedrijfswoningen. De opsomming is niet compleet maar toont aan dat bedrijven met uiteenlopende vormen van overlast, van publiekscontact, verkeersintentie, geluidssterkte en noem maar op, binnen één gebied zijn verenigd. Een aantal bedrijven valt onder de normen voor het opstellen van een veiligheidsplan, een aantal bedrijven hoort misschien helemaal niet in De Isselt thuis en heeft grote problemen om bij productieaanpassing of -uitbreiding de gewijzigde vergunningen te verkrijgen. Bekend is het probleem van de geluids- en stankhindercontouren waardoor woonschepen moeten worden versleept en het nieuwe ziekenhuis aan de Maatweg niet te dicht bij de Eem mag worden gebouwd.
Dat alles roept vragen op. Een daarvan is: hoe worden wijzigingen in de vergunningen beoordeeld. Mogen bedrijven met overlast verder uitbreiden, ook wanneer daardoor de positie van andere bedrijven in de omgeving onder druk komt te staan? Hoe wordt het nieuwe ‘Besluit externe veiligheid inrichtingen’ in de praktijk toegepast? Belanden nieuwbouwplannen binnen en buiten het gebied – denk maar aan het ziekenhuis – door nieuwe wetgeving misschien in een moeilijke positie?
Een aantal bedrijven in De Isselt past eigenlijk veel beter in het nieuwe bedrijvengebied De Wieken, ten zuiden van het verkeersplein Hoevelaken. Verplaatsen van bedrijven is echter een moeizame operatie waarbij grote economische belangen een rol kunnen spelen. Het is de moeite waard om, aan de hand van de voortschrijdende milieuwetgeving, te onderzoeken welke subsidiemogelijkheden in den Haag en Brussel beschikbaar zijn om door verplaatsing van bedrijven het Isseltgebied een duidelijker profiel te geven. In elk geval is er een helder beleid van de gemeente op dit punt noodzakelijk, pappen en nathouden is hierbij niet de oplossing.
Zaterdag 16 oktober 2004
Het is eigenlijk opvallend hoe weinig onrust er is ontstaan rondom de problemen met de riolering in Nieuwland. Misschien is dat een goede zaak: met paniek los je geen problemen op, met een nuchtere kijk op de dingen ziet het leven er vaak veel aangenamer uit. Toch weet ik zeker dat de problemen met de riolering veel meer gesprekstof hadden opgeleverd als de riolering zich bovengronds, dus zichtbaar, zou bevinden. Wat er zich onder het wegdek afspeelt heeft in de praktijk weinig aandacht.
Maar ook zonder paniek kun je je de vraag stellen: hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat na ongeveer vijf jaar een modern rioleringssysteem talloze defecten vertoont en door eventuele lekkages de volksgezondheid in gevaar kan worden gebracht. Het gedeelte van Nieuwland waar de rioleringsproblemen zich voordoen, behoort tot de waterrijkste in dit gebied. Juist dit noopt tot extra aandacht, al is het maar om te voorkomen dat een beschadigd rioleringstelsel uiteindelijk de kwaliteit van het oppervlaktewater aantast.
Noodzakelijk is in elk geval dat de oorzaak van de defecten aan de riolering in Nieuwland glashelder boven tafel komen. Door de oorzaak te analyseren kan worden voorkomen dat het gelijke probleem zich in Vathorst gaat voordoen. Delen van Vathorst hebben te maken met kwelwater. Hierdoor kunnen gelijke condities ontstaan als in Nieuwland en is het gevaar op aantasting van de kwaliteit van het oppervlaktewater misschien nog groter. Dat beschadigde riolering in waterrijke gebieden door onderdruk ook als drainage kan optreden, is nog lang geen garantie dat het niet tot verontreiniging van het grondwater kan komen.
Vrijdag 15 oktober 2004
In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft Capgemini een praktijkonderzoek verricht naar de invloed die de dualisering binnen de gemeenteraden heeft op de behandeling van de gemeentebegroting. Het gaat daarbij vooral om zaken als begrotingsruimte, het autoriseren van de begroting en het amenderen van de voorstellen die colleges voor de begroting doen. Het onderzoek is uitgevoerd in zestien gemeenten van verscheidene grootte en verdeelt over het hele land. Amersfoort was één van de onderzochte gemeenten. In elke gemeente werden gesprekken gevoerd met een of meer leden van het college, ambtenaren, de griffier en enkele raadsleden. In Amersfoort werden David Mol en ikzelf geïnterviewd.
Het eindrapport is onlangs afgerond. In het kader daarvan vond vandaag een rondetafelconferentie plaats bij Capgemini, waaraan vanuit elke gemeente enkele deelnemers aan het onderzoek deelnamen. Vanuit Amersfoort waren dat Derk de Jonge, algemene controller van de gemeente, onze griffier Marianne van Omme en mijn persoon aanwezig. Ik neem met genoegen aan dit soort bijeenkomsten deel. De discussie tijdens zo’n rondetafelconferentie is leerzaam, verruimt het inzicht en levert nieuwe opvattingen op over de taak die je als gemeenteraadslid hebt te vervullen binnen het proces van begroten en verantwoorden. Uit de discussie bleek overigens dat Amersfoort voor een aantal gemeenten een voorbeeldrol vervult, en dat ondanks de kanttekeningen die er ook in onze stad zijn te maken en die hopelijk tot verbeteringen leiden.
Uit het onderzoek kwamen verschillende punten naar voren komen die voor alle of vrijwel alle onderzochte gemeenten van toepassing zijn, in elk geval ook voor Amersfoort. De toegankelijkheid en leesbaarheid van begrotingen is toegenomen, maar dat houdt nog niet in dat de informatiewaarde voldoende is. In het algemeen ontbreekt het nog aan de helderheid over de kaderstellende rol van de gemeenteraden. De meeste raadsleden hebben nog onvoldoende inzicht in de gevolgen die de dualisering heeft op de regelgeving, afspraken, de wijze van autoriseren en dergelijke.
Amersfoort slaat in het geheel van het onderzoek geen slecht figuur. Dit zegt echter vooral veel over de wijze waarop andere gemeenten met de gedualiseerde begrotingsbehandeling omgaan. Wat het onderzoek onder meer duidelijk maakte is dat de rol van raadsleden tweeslachtig is. Enerzijds willen we ons vooral richten op de hoofdlijnen, anderzijds is kennis op detailniveau bijna onontbeerlijk om de impact van het praten over hoofdlijnen te overzien en goede afwegingen te kunnen maken. En al het gedoe over hoofdlijnen ten spijt: als raadslid ben je ook volksvertegenwoordiger waardoor het verdiepen in details soms onontkoombaar is. Dat de dualisering voor raadsleden tot tijdwinst heeft geleid, is iets dat we intussen wel kunnen vergeten. Dat bleek ook tijdens de rondetafelconferentie van deze dag
Geef een reactie