Donderdag 18 november 2004
Openbaar vervoer is een basisvoorziening. Het is voor de stedelijke samenleving net zo belangrijk als straten, bruggen en andere werken in de infrastructuur. Je kunt niet aan de ene kant veel geld investeren in wegen voor de automobilist en tegelijkertijd het vervoer voor de niet-automobilisten verwaarlozen. Amersfoort heeft de afgelopen jaren al heel wat geïnvesteerd in busbanen, stoplichtbeïnvloeding en noem maar op. Parallel aan de ontwikkeling van Vathorst wordt de komende jaren nog het een en ander geïnvesteerd.
Je kunt nog zulke mooie busbanen hebben, het is wel de bedoeling dat er ook voldoende van gebruik wordt gemaakt, anders worden het veel te kostbare investeringen. Het ziet er naar uit dat op dit punt de schoen gaat knellen. Amersfoort heeft zich in het verleden ingespannen om zelf concessieverstrekker voor het stedelijke openbaar vervoer te zijn, in plaats van de provincie, maar merkt nu dat die eigen bevoegdheid zijn beperkingen en plichten heeft. De beperking wordt door het Rijk aangedragen, dat de geldstroom voor het openbaar vervoer aan het beperken is. De plicht voor de stad ligt bij het instandhouden van een aanvaardbaar aanbod aan openbaar vervoer. Je kunt je afvragen of de stad, geconfronteerd met de rijksbezuinigingen, die verantwoording voor zijn rekening neemt. Het college heeft de bezuinigingen vrijwel geheel laten vertalen in een beperking in de dienstregeling en het wijzigen van enkele lijnen. Het argument dat het openbaar vervoer er voor 2000 nog slechter uitzag, snijdt in dit geval geen hout. De verbeteringen gedurende de laatste jaren waren meer dan noodzakelijk, zeker in een nog steeds groeiende stad.
Deze avond bespreekt de commissie Beheer de dertig procent versobering op het openbaar vervoer. Deze gaat op 12 december in, bij de start van de nieuwe dienstregeling. Het college had enkele weken geleden al alles in kannen en kruiken, had de wijzigingen met Connexxion afgesproken, een persbericht verspreid en dergelijke, nog voor de raad hiervan officieel op de hoogte was. Formeel is daar weinig in te brengen, in het verleden heeft de raad de bevoegdheden hiertoe aan het college overgedragen. Je moet je nu afvragen of dat wel juist is geweest. Het laatste woord over de kwaliteit van het openbaar vervoer en de rol daarbij van het college is beslist nog niet gesproken.
Het gesprek in de commissie legde een aantal gewoonten binnen het stadhuis bloot, die te denken geven. Op 9 november stuurde de minister voor het verkeer een brief aan de Tweede Kamer waarin werd meegedeeld dat de voorgenomen bezuiniging wordt beperkt in verband met meevallende cijfers in het ziekteverzuim bij de vervoersbedrijven. Aan deze brief werd de nodige aandacht in de media gewijd, iets dat ook verkeerswethouder Brink heeft gelezen. De brief zelf had hij nog niet gezien, dit in tegenstelling tot enkele raadsleden, dus hij kon niet vertelen of hierdoor de situatie in ons openbaar vervoer kan worden verbeterd. Dat levert twee opmerkingen op: de interne communicatie binnen het stadhuis laat te wensen over, en het ontbreekt de wethouder aan spitsheid: nadat hij in de krant over de gunstige wijzigingen in het bezuinigingsbeleid had gelezen, had hij ook zelf initiatief kunnen nemen. De brief aan de Tweede Kamer was vanaf 9 november via internet toegankelijk.
Een ander beschamend punt betrof de gang van zaken rondom een brief van de reizigersvereniging Rover. Deze was op 1 november in het stadhuis afgegeven, maar had tot de dag van de commissievergadering de raadsleden nog niet bereikt. Achteraf bleek dat de brief op de lijst van ingekomen stukken voor de raad stond, een lijst de raadsleden tijdens de commissievergadering thuis bezorgd kregen. Schijnbaar was er op het stadhuis niemand zo attent om deze brief, die duidelijk voor de discussie in de commissie was bestemd, tijdig aan de raadsleden toe te sturen. Aan tijd heeft het niet ontbroken.
Woensdag 17 november 2004
In de commissie ECO staat het Eemcentrum op de agenda. Als alle nu bekende plannen tijdig kunnen worden gerealiseerd, is de zandvlakte tussen Koppelpoort en Eemplein in 2008 veranderd in een plein, omzoomt door een nieuwe bibliotheek, de Scholen in de Kunsten, een Popcentrum, een disco, een megabioscoop, 9.000 vierkante meter winkelruimte, woningen en kantoren. Onder dat alles worden zo’n duizend parkeerplaatsen gebouwd. Ongeveer driekwart van de bouwactiviteiten komt voor rekening van ontwikkelaar Amsteland-Multivastgoed, één kwart bestaat uit culturele voorzieningen die door de gemeente worden gerealiseerd.
Leefbaar Amersfoort hoopt, zoals vrijwel iedereen, dat het centrum voorspoedig tot stand komt. De zandvlakte ten noorden van de spoorlijn is geen teken van welvaart en elk jaar dat er niet wordt gebouwd kost de gemeente geld. Leefbaar Amersfoort heeft zijn bedenkingen tegen enkele onderdelen, zoals de verplaatsing van de bibliotheek, een geldverslindende operatie waarbij je je afvraagt of een goede renovatie van de vestiging aan de Zonnehof niet gunstiger was geweest. De meerderheid van de raad dacht daar anders over en steunde de verhuizing van harte. Nu deze kaarten zijn geschut, moet naar onze mening de bouw maar zo snel mogelijk plaatsvinden.
Desondanks kunnen wij met het voorstel dat nu op tafel ligt niet instemmen. Met de bouw van de culturele voorzieningen zijn tientallen miljoenen euro’s gemoeid. In andere steden in ons land, van Leeuwarden tot Breda, hebben gemeentebesturen zich behoorlijk verkeken op het bouwen van grote culturele gebouwen. De bouwkosten lopen meestal gierend uit de klauwen en er zijn al heel wethouders gesneuveld nadat bleek dat de gemeente de bouwkosten onvoldoende in de hand had of met een ondeugdelijke begroting het avontuur was ingegaan. In de meeste gevallen bleek dat de gemeenteraad bij dit alles had zitten slapen of zich vrijwel kritiekloos achter de ambities van wethouders hadden geschaard. In deze situatie willen wij niet belanden.
Een gewaarschuwd mens telt voor twee. Amersfoort kan zich een kostenoverschrijding bij de investeringen in het Eemcentrum niet veroorloven. Het gevaar is groot dat extra geld voor het Eemcentrum ten koste gaat van het culturele leven elders in de stad. Bestaande kunstinstellingen zoals de musea en het OLV-theater, amateuristische kunstbeoefening, de festivals en nieuwe initiatieven zoals de Wagenwerkplaats worden het slachtoffer indien de bouw van het culturele deel van het Eemcentrum teveel geld gaat kosten. En die kans is niet denkbeeldig, er is de afgelopen jaren op verschillende plaatsen al heel wat kritiek gespuid over ministers en wethouders die kosten uit de klauwen hebben laten lopen, wat vrijwaard ons tegen soortgelijke situaties?
We willen dus inzicht in de financiële onderbouwing. ‘Die heeft u al gekregen, een jaar geleden in de commissie ECO’, antwoordde het college op ons verzoek naar cijfers. Maar toen hebben we al gezegd dat de financiële onderbouwing die ons werd geboden ver beneden de maat was en wij pas willen instemmen als er betere en betrouwbare cijfers boven tafel komen. Overigens realiseren wij ons dat zelfs uitgebreide financiële informatie ons niet vrijwaard van een zeperd, tenslotte zijn wij financiële wonderknapen noch helderzienden.
Maar als over enkele jaren, onverhoopt, toch problemen ontstaan, willen wij voor ons zelf en tegenover onze kiezers weten dat wij ons tot het uiterste hebben ingespannen om een dergelijke situatie te voorkomen. De bezweringen van de wethouder cultuur/financiën klinken oprecht, maar wie garandeert ons dat hij na de verkiezingen nog de positie inneemt die hij nu heeft. Hij zal in 2006, kort voor de verkiezingen, ongetwijfeld met veel hosannageroep de eerste paal voor het centrum mogen slaan. Maar de teller gaat daarna pas echt lopen.
Geef een reactie