Archive for juni 2005
Wethouder doet toezegging buiten raad om
Zaterdag 4 juni 2005
Het oprichtingscongres van Raadslid.Nu, de nieuwe landelijke vereniging voor raadslieden, omvatte een groot aantal presentaties, workshops en debatbijeenkomsten. Ik bezocht onder meer het debat ‘Lokaal versus landelijk beleid’. Daarbij raakte ik in discussie met een van de panelleden, de provinciesecretaris van Utrecht Herman Sietsma. Verschillende keren riep hij de raadsleden op om zich voor het oplossen van problemen tot de provincies te wenden. Dat ontlokte mij de opmerking dat de provincies schijnbaar op taken zitten te wachten om hun bestaansrecht te bewijzen, waar ik tegenover stelde dat het beter zou zijn om de provincies op te heffen omdat die de gemeenten op sommige punten alleen maar in de weg zitten.
Een aardige discussiebijdrage. De gespreksleidster, Beukdirecteur Dorien de Wit, vroeg om enkele voorbeelden. Die had ik: De Schammer en de baggerput bij Vathorst. Herman Sietsma bracht daar tegenin dat Amersfoort positief staat tegenover De Schammer en al met de plannen heeft ingestemd. En wat Vathorst betreft: daarvoor heeft de provincie 15 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de ontsluiting, we moeten dankbaar zijn. Omdat het debat weinig mogelijkheden bood om deze twee plaatselijke punten uit te diepen, stelde Herman Sietsma voor om na het debat hierover te praten.
Dat deden we dus. En bij dit gesprek werd een vermoeden dat ik al had, bewaarheid. Wethouder Piet Jonkman heeft de provincie al verregaande toezeggingen gedaan, hoewel de raad vorig jaar heeft laten blijken nog niet bereid te zijn om geld in het Schammerproject te steken. Het is een provinciaal project waar de raad niet om heeft gevraagd, indien we geld voor grootschalige groenprojecten beschikbaar willen stellen, dan graag eerst voor onze eigen groenprojecten. Maar zoals gebruikelijk heeft Piet Jonkman zich van de raad weinig aangetrokken en dusdanige toezeggingen gedaan dat bij de provincie alles in kannen en kruiken lijkt te zijn. Mijn opmerking dat de raadscommissie ECO hierover over twee weken – voor de eerste keer – gaat praten en er een redelijke weerstand is tegen de financiële participatie in het provinciale project, merkte de provinciesecretaris op dat er dan wel een probleem ontstaat.
De vijftien miljoen euro voor Vathorst blijkt betrekking te hebben op de bijdrage van de provincie naar aanleiding van de bestuursovereenkomst die vijf jaar geleden werd gesloten tussen Amersfoort, Nijkerk, Utrecht en Gelderland en de ministeries VROM en RenW. Zonder deze overeenkomst konden de bouwplannen voor Vathorst, die door de Raad van State waren opgeschort, niet worden uitgevoerd. En zonder de bijrage van de provincie konden de verkeersplannen uit de overeenkomst niet worden gefinancierd. De provincie had er zelf dus een aanzienlijk belang bij om financieel bij te springen.
Maar: Herman Sietsma wees er op dat de gemeente zich wel over de besteding van de provinciale bijdrage zou verantwoorden en er een eindafrekening zou plaatsvinden. De provincie heeft echter nog steeds geen inzicht gekregen in de uitgaven, informatie die wordt gegeven over Vathorst is karig. Op dat punt kon ik hem bijvallen, de directie van het ontwikkelingsbedrijf heeft zich vanaf het begin uiterts terughoudend getoond als het gaat over het verstrekken van informatie.
Mijn eerste ervaring daarin stamt nog uit de tijd dat ik vice-voorzitter van de SGLA was en voor het verkrijgen van een brochure door de gemeente werd doorverwezen naar het OBV. Directeur Van der Horst poeierde het verzoek af: de OBV is geen openbaar lichaam maar een commerciële organisatie en derhalve niet verplicht om de door mij gevraagde informatie (het ging om een onder de raadsleden verspreid boekje) te verschaffen.
De OBV-directeur bleek daarmee over dezelfde mentaliteit te beschikken als onze wethouder Piet Jonkman: de gemeenteraadsleden en vertegenwoordigers van belangenverenigingen zijn alleen maar lastig. Informatie en andere medewerking geef je alleen maar als dat uitkomt in het kader van je verkooppraatjes (Vathorst) of je politieke profilering. Voor de rest moet de buitenwacht zijn mond houden. Daaronder leiden we dus niet alleen in Amersfoort, maar daarvan begint dus ook de provincie last te krijgen.
College heeft nauwelijks invloed op ambtenaren
Vrijdag 3 juni 2005
Ruud Schulten gaat op zijn website in op een van de conclusies van de rekenkamercommissie in haar rapport over het inhuren van externen door de gemeenten. De Rekenkamercommissie heeft geconstateerd dat het gemeentebestuur weinig inzicht heeft in het inhuren van externen. In zijn reactie ontkent het college dat ook niet en verschuilt zich achter het systeem van contractmanagement en de daarmee samenhangende Jaarcontracten die het heeft afgesloten met de verschillende sectoren binnen het ambtelijke apparaat. En daarmee accentueert het college nogmaals dat zijn invloed op het reilen en zeilen binnen het stadhuis beperkt is en het in feite het managementteam is dat in Amersfoort de dienst uitmaakt.
Het college is schijnbaar trots op het systeem van contractmanagement, maar in feite moet het zich schamen. Kort samengevat: de directieleden van de gemeentelijke sectoren stellen in het najaar een conceptjaarcontract op waarin zij aangeven wat zij in het aankomende jaar voorhebben te gaan doen en hoeveel geld zij daarvoor nodig hebben. Formeel keurt het college deze contracten goed, maar diepgravende discussie tussen bestuur en management hierover vindt niet plaats. In feite stelt het bestuur niet de budgetten vast, maar doet het manageteam dat zelf. En heeft het college de Jaarcontracten goedgekeurd, dan blijft voor onze wethouders alleen nog de taak over om aan het einde van het jaar te beoordelen of alles naar behoren is uitgevoerd. Werkelijk inzicht over de besteding van het geld en de zin of onzin daarvan, heeft het niet – zoals het college bij zijn reactie op het rekenkamerrapport impliciet toegeeft.
Voor alle duidelijkheid: dat een sector zijn plannen voor een naderend jaar op papier zet en dat bestuurlijk ter discussie stelt, is een correcte zaak. Het is de contractvorm waarin het wordt gegoten, die nodig op de helling zou moeten (een taak die je van het zittende college overigens niet meer kan verwachten). Door de contractvorm ontbeert het college de mogelijkheid tot nadere bijsturing en heeft het onvoldoende inzicht in de gang van zaken rondom de bedrijfsvoering binnen het stadhuis.
Het systeem van contractmanagement, waartoe de vorige gemeenteraad in 1999 besloot (dezelfde raad die ook zat te slapen toen de afspraken over de baggerstort werden goedgekeurd), omvat meer. Zo is het de sectoren toegestaan om eigen reservepotjes te kweken. Per jaar mogen de sectoren het niet uitgegeven deel van het hen toegestane budget, tot een maximum van vijf procent van de begrote personeelslasten, in een reservepotje storten. De sectorhoofden hebben zelf het zeggen over de besteding daarvan, zij kunnen bijvoorbeeld financiële missers in hun dagelijks management daarmee wegpoetsen. En er blijft elk jaar wel wat over, want de conceptjaarcontracten worden immers in eigen huis gemaakt!
Dat het hierbij om behoorlijke bedragen gaat, blijkt uit het financiële jaarverslag. Eind 2004 beschikten de sectoren over een eigen reserve van 2.320.000 euro, geld dus waarover zij zich niet bij de raad hoeven te verantwoorden.
Bij het systeem van contractmanagement zoals dat in onze stad is ontwikkeld, kan je sowieso al vraagtekens zetten. Die vraagtekens worden alleen maar groter indien je je realiseert dat een aantal van onze wethouders nauwelijks benul heeft van hun functie en in sterke mate worden aangestuurd door het ambtelijke apparaat. Contractmanagement, gecombineerd met een incompetent dagelijks bestuur, dat is vragen om moeilijkheden. Het nieuwe college dat na 7 maart volgend jaar aantreedt, heeft op dit punt nog heel wat werk te verzetten. En indien het zich op dit punt onvoldoende bij machte voelt, zal de raad hierover een duidelijke uitspraak moeten doen.
Hoe dan ook: de raad moet het college kunnen aanspreken op zijn verantwoordelijkheden. De verantwoordelijkheid voor de ruim 3 miljoen euro’s voor het inhuren van externen (stand in het jaarverslag 2004) kan niet eenvoudigweg worden afgeschoven onder de noemer: dat is een bedrijfsvoeringaangelegenheid waarvoor de sectordirecteuren verantwoordelijk zijn, zoals het college in zijn brief aan de rekenkamercommissie schrijft.
Mening van de media doet er toe
Donderdag 2 juni 2005
Tijdens de behandeling van de Kadernota verweet Ruud Luchtenveld mij dat ik mijn oor te veel te luister leg bij de media. Een eigenaardige opmerking van iemand die ook lid is van de Tweede Kamer: binnen dat hoogste bestuurslichaam in ons land worden wekelijks tientallen schriftelijke vragen gesteld, waarvan een groot deel is gebaseerd op meldingen in de media. Dat juist Ruud een verwijt in die richting maakte, was een beetje dom.
Voor mij zijn berichten en meningen in de media van groot belang. Zij vertegenwoordigen de opvattingen die bij een groot deel van de kiezers leven, ik zou mijzelf tekort doen indien ik de informatie die ik via de redacties van kranten en andere media verkrijg, niet serieus zou nemen. Dus las ik ook met grote belangstelling de column van Gerhard te Winkel, deze week in De Stad Amersfoort. Aanleiding voor de column was de oprichting van Jouw Amersfoort.
Allereerst, ik kan mij zijn gegrinnik voorstellen bij het feit dat de afkorting van Jouw Amersfoort ‘Ja’ is, terwijl, zo merkt Gerhard te Winkel op, ik in de raad nogal eens ‘neen’ zeg. Toch verdraagt zich dat goed met elkaar. Ik zeg hartgrondig ‘ja’ tegen ons prachtige Amersfoort, tegen alle creativiteit die zijn inwoners tentoonspreiden, tegen de tienduizenden vrijwilligers en de vele festivals en andere activiteiten, tegen de bewonersgroepen die zich inzetten voor een beter leefklimaat, het behoud van het groen en de kwaliteit van hun woonomgeving. Maar ik zeg regelmatig ‘neen’ tegen de wijze waarop een zwak college en een machtsbewust ambtelijk management met onze stad omgaan. Ik zou mijn ‘neen’ dat ik met regelmaat in de raad laat horen, graag omzetten in een volmondig ‘ja’. Daar gaat Jouw Amersfoort zich voor inspannen.
Gerhard te Winkel heeft gelijk dat er twee partijen gaan samenwerken met een uiteenlopende geschiedenis. D66 Amersfoort was al langer in de raad vertegenwoordigd, deze partij leverde in het verleden zelfs enkele wethouders (waar ook wel kritiek op werd geuit, maar die in de meeste gevallen een verrijking zouden vormen voor het huidige college, dat een dieptepunt in de Amersfoortse bestuursgeschiedenis vormt), maar heeft zich de afgelopen drie jaren ontwikkeld tot een constructief-kritische partij. De lovende worden die Gerhard te Winkel over Mirjam Barendregt en Cees van Engelenhoven schrijft, zijn terecht.
Natuurlijk heeft Leefbaar Amersfoort een doel dat het wil verwezenlijken. Maar al jaren erkent deze partij ook dat daarvoor bundeling van krachten noodzakelijk is. Dat een jaar overleg met de Burgerpartij het inzicht opleverde dat de tijd voor samenwerking nog niet rijp is, was jammer. De mogelijkheid om op een groot aantal zaken samen te werken met Hart voor Amersfoort, paste in het noodzakelijke streven tot bundeling dat Leefbaar Amersfoort voorstaat. Dat de samenwerking met Mirjam en Cees, die zich de afgelopen jaren steeds meer aftekende, de nieuwe beweging Jouw Amersfoort heeft opgeleverd, is een goede zaak en een noodzakelijke stap om onze opvatting te realiseren: Amersfoort verdient een beter bestuur! En zoals Gerhard te Winkel terecht opmerkt: de politieke kleur van de burgemeester speelt daarbij geen rol!
Gerhard te Winkel stipte ook een gevoelig punt aan: hoe gedraag je je als oppositiepartij tegenover besloten vergaderingen. Het is een probleem waar alle oppositiepartijen mee te maken hebben: SP, Burgerpartij en wij. Meestal kiezen we er voor om, ook al is dat in beslotenheid, de informatie te verwerven die voor ons optreden in de raad noodzakelijk is. Maar even vaak maken we onze afkeer kenbaar over het bijeenroepen van besloten vergaderingen, soms ook door op te stappen zoals onlangs de SP. Dat had bij de SP niet uitsluitend met principes te doen (we zijn alle drie, SP, Burgerpartij en Jouw Amersfoort, tegen besloten vergaderen), want vaker heeft de SP dezelfde opvattingen als de andere oppositiepartijen: kennis is macht en je benadeelt jezelf indien je je afsluit voor essentiële, gevoelige informatie over politiek gevoelige onderwerpen. Volgende keer zijn wij het misschien die opstappen, want aan achterkamertjes hebben we evenzeer een grote hekel.
Signaal van referendum geldt ook voor plaatselijke politici
Woensdag 1 juni 2005
Voor politiek Nederland is deze dag een gedenkwaardig moment. Bijna tweederde deel van de kiezers heeft ‘nee’ gezegd tegen het Europese referendum. Veel mensen hebben zich laten leiden door argumenten die betrekking hebben op Europa. Maar wat beslist ook een rol heeft gespeeld, is het wantrouwen dat bij veel mensen leeft ten aanzien van de politiek. Het gebrek aan vertrouwen in de politiek beperkt zich niet alleen tot Brussel of Den Haag, maar heeft net zo goed betrekking op de plaatselijke politiek.
Neem deze 1 juni. De gemeenteraad vergaderde van drie tot elf uur over de Kadernota, de tweede dag, wel te verstaan. Maar de betekenis van deze Kadernota zal 95 procent van de stadgenoten weinig zeggen: het is maar een klein kringetje dat het belang van deze nota voor de gemeentebegroting kan toelichten. Het gaat om de voorbereiding op de begroting voor de komende jaren, dus is deze Kadernota een essentieel document en is de discussie hierover belangrijk voor de stad. Maar dat is de meeste inwoners van onze stad onbekend.
De publieke tribune wordt voor tweederde deel bevolkt door ambtenaren. Die worden vergezeld door enkele fractievolgers, fractieassistenten, leden van partijbesturen en een vijftal geïnteresseerde stadgenoten. Preken voor eigen parochie. Als raadslid mag je slechts hopen dat de weinige aanwezige journalisten van de warrige discussie nog een mooi verhaal weten te maken. Dat verhaal wordt overigens maar door een beperkt aantal inwoners gelezen, maar in feite zijn de mediavertegenwoordigers toch de belangrijkste toehoorders en de enigen die in staat zijn om nog iets van de discussie onder de aandacht te brengen bij onze kiezers. Voor zover van de discussie überhaupt nog een aardig verhaal is te maken.
De meeste inwoners van Amersfoort hebben geen enkele of maar weinig belangstelling voor al het politieke gedoe binnen het stadhuis. Zij verwachten primair dat er geen gaten in de stoep vallen, het vuil wordt opgehaald, ze redelijk snel een paspoort of rijbewijs kunnen afhalen en dat hun drol wordt afgevoerd. Zodra zij iets meer van de gemeente wensen, bijvoorbeeld een bouwvergunning of een toestemming voor activiteiten, stuiten ze al op de bureaucratie waarbinnen soms de meest absurde, onbegrijpelijke regels worden gehanteerd en elk normaal denken lijkt te zijn vervangen door onnodige en onbegrijpelijke haarkloverij. Aan elke borreltafel heeft iemand wel een sterk verhaal over het gemeentelijke functioneren en wij, dames en heren politici, lijken niet in staat dit te veranderen.
De tijd is allang voorbij dat de overheid, inclusief zijn politieke vertegenwoordigers, met enig ontzag werden bejegend – voor mij hoeft dat ook niet meer. De inwoners van onze stad kunnen, zo zij dat willen, via allerlei communicatiemiddelen dagelijks het wel en wee over de overheid ervaren. Het gezag uit de tijd van Thorbecke bestaat daarom niet meer, het oordeel over fouten die de overheid regelmatig maakt, is hard en rechtlijnig. Wie via allerlei kanalen ervaart hoe het met de integriteit van sommige politici en ambtenaren is gesteld, wie dagelijks de kans loopt om op bureaucratische stijlbloempjes te stuiten, heeft zo zijn eigen gedachte over ‘die daar in het stadhuis’.
En terecht. In het Amersfoortse stadhuis (maar dat geldt ook voor andere provinciesteden) is men zeer tevreden over zichzelf. Afdelingshoofden en andere chefs beschermen hun eigen macht en zijn doof voor signalen uit de boze buitenwereld. Men leeft binnen zijn eigen coterie en vindt elkaar erg fantastisch. Er worden initiatieven ontwikkeld die het profiel van de gemeente moeten versterken, maar die in veel gevallen geen antwoord vormen op datgene dat de mensen in de stad echt beweegt.
Ik weet vrijwel zeker dat een referendum op Amersfoortse niveau nauwelijks een ander verloop zal hebben dan het landelijke referendum over de Europese grondwet. Als lid van een oppositiepartij mag ik regelmatig de frustraties ervaren die de plaatselijke bureaucratie weet op te wekken, bij mijzelf of bij de velen die mij daarover benaderen. Het afweermechanisme voor alles dat van buiten komt is binnen het stadhuis hoog ontwikkeld, voorstellen van buiten het ambtelijke apparaat zijn bij voorbaat suspect. Maar het feit dat bijna zestig procent van de Amersfoorters ondanks alle overheidspropaganda ‘nee’ heeft gezegd, motiveert mij verder te gaan en blij te zijn met elke kleine verandering die ik, samen met mijn fractiegenoten, teweeg weet te brengen.
College wakkert wantrouwen tegen politiek aan
Dinsdag 31 mei 2005
We staan aan de vooravond van het referendum over de Europese Grondwet. Uit de peilingen blijkt dat ongeveer de helft van de Nederlandse bevolking ‘nee’ zal zeggen tegen de voorgestelde grondwet. Het zegt daarmee ook ‘nee’ tegen 85 procent van het Haagse en Brusselse politieke establishment en ‘nee’ tegen het Kabinet dat met zijn verketterende acties het referendum ook tot de zijne heeft gemaakt. Of de neestemmers net winnen of net niet winnen is niet eens belangrijk, opnieuw blijkt dat de afstand tussen de kiezers en de dames en heren in Den Haag net zo groot, zo niet groter, is als in de gloriedagen van Pim Fortuyn.
Hoe dat komt, bewijzen ook Amersfoortse collegeleden. Een voorbeeld. Een groot deel van de gemeenteraad vindt het onzin dat Amersfoort meebetaalt aan het provinciale project De Schammer. Het is geïnitieerd als een van de tien provinciale prestigeprojecten, toen in het provinciehuis nog genoeg geld aanwezig leek te zijn om deze zelf te betalen en de provinciale verkiezingen voor de deur stonden. De Schammer ligt op Leusder grondgebied en in die gemeente betitelen mensen het als hun nieuwe dorpspark. Geen Amersfoorts project dus, Amersfoort daarentegen komt geld tekort om eigen projecten, van Birkhoven tot het Randenbroeker beekdal, op een fatsoenlijke wijze te bekostigen.
In de raad beantwoorde wethouder Piet Jonkman gisteren deze opmerkingen met de mededeling dat over een financiële bijdrage nog lang niet is besloten en deze zaak de komende tijd in de raad aan de orde komt. Hij deed geen enkele mededeling over het feit dat het college twee weken geleden besloot om alvast 600.000 euro’s voor het Schammerproject beschikbaar te stellen. Het collegebesluit moet nog aan de raad worden voorgelegd, dus formeel is wethouder Jonkman weinig te verwijten. Ondanks dat duidt het achter de hand houden van deze informatie over het collegebesluit op een vorm van achterbaksheid. Is het vreemd dat dergelijk optreden het wantrouwen in de politiek alleen maar laat toenemen?
Discussie over begroting is meer dan gehandicapt
Maandag 30 mei 2005
Deze dag mag de raad zijn zegje doen over het jaarverslag 2004 en, als hoofdmoot, over de kadernota 2006-2009. De Kadernota is de eerste stap op weg naar de begroting voor de periode 2006-2009, een begrotingsperiode waarvan je mag hopen dat politieke brekebenen als Piet Jonkman en Paul Strengers geen verantwoording meer hebben voor het dagelijkse reilen en zeilen binnen onze gemeente.
Over beide financiële beleidsstukken zou de gemeenteraad dagen en dagen kunnen debatteren, wat uiteindelijk maar weinig mensen zal boeien. Er is daarom een strakke spreektijdregeling opgesteld. In ongeveer vier uren moeten tien fracties de financiële verantwoording van het college en voorstellen voor twaalf begrotingshoofdstukken bespreken. Van debat of een verdieping van argumenten en voorstellen kan dus nauwelijks sprake zijn. Vooral het verantwoordingsdebat leidt hieronder: zelfs de meest banale beantwoording van collegeleden blijft vrijwel onweersproken omdat elke opmerking die wordt gemaakt ten koste gaat van de spreektijd voor de begroting.
Bij het laatste hoofdstuk, over de bedrijfsvoering en de financiën, is de fractie van Jouw Amersfoort al ver door zijn spreektijd heen. Mij blijft dus niets anders over dan met een uiterst summiere toelichting moties in te dienen waarin wordt gevraagd bij de verhoging van de OZB in 2006 de inflatiecorrectie achterwege te laten en de toeristenbelasting af te schaffen. Het college past voor de OZB alweer een veel te hoge inflatiecorrectie (3 procent) toe en bij de toeristenbelasting wegen de opbrengsten niet op tegen de administratieve rompslomp binnen het stadhuis en bij de ondernemers.
Mijn opmerkingen over de speculatieve financiële onderbouwing van de begroting, waarbij het college bijvoorbeeld uitgaat van het aantrekken van de economie hoewel alle tekenen op het tegendeel wijzen, moet ik dus voor mij houden. Ik moet het er voorlopig maar bij laten dat het college betoogt ‘Want wellicht dat hier de tijd ook nog financiële wonden kan helen., De praktijk zal zijn dat een volgend college de verkiezingsgeschenken van dit college mag betalen.