Rome (10)
Donderdag 28 juli 2005
Ik heb het maar even geteld, het was een kleine moeite: hoeveel buslijnen heeft Rome? Ik heb een boekje waarin ze allemaal staan vermeld, inclusief een beknopte routebeschrijving – het is dus een kwestie van turven. Rome heeft twee metrolijnen, acht tramlijnen, 237 buslijnen binnen het stadsgebied, 62 buslijnen die tot buiten het stadsgebied rijden, 24 nachtlijnen en 11 lijnen van de S-baan, een soort regiotreinen.
Er rijdt geen bus over het klassieke deel van de Via Appia Antica. Een deel van deze weg uit de klassieke tijd bestaat nog uit de oude keien, die er tweeduizend jaar geleden zijn neergelegd. De Via Appia was vele eeuwen vergeten en overwoekerd. In het begin van de 19de eeuw zijn archeologen zich voor deze weg, die vanaf de Porta San Sebastiano als een lijn naar het zuidoosten loopt, gaan interesseren en hebben hem in ere hersteld.
Een van deze archeologen was Antonio Canova, die in 1808 een aantal belangrijke tombes ontdekte. Zijn opvatting was dat je archeologische vondsten in de staat moet laten waarin ze worden gevonden en ze ook op de vindplaats moet laten liggen. Dat principe is voor de Via Appia Antica toegepast. Omdat de Romeinen de doden buiten de stadsmuren moesten begraven, was na enkele eeuwen de Via Appia aan beide kanten omzoomd met graven, variërend van eenvoudige tombes tot complete tempels, al naargelang de belangrijkheid van de verstorvene. Dus liggen en staan vanaf het kerkje Domine Quo Vadis honderden resten van monumenten. Op sommige plekken staan vrijwel geheel gave beelden, reliëfs en tempeltjes. Bekend is bijvoorbeeld de Tombe van Cecilia Metella.
Ik leg bijna zes kilometer af, vanaf Quo Vadis tot aan Casal Rotondo. Hoe verder ik vorder op mijn twee uren wandelen, hoe stiller het wordt. Als ik even stop om een sms-je te beantwoorden, voel ik mij meer dan happy. Op de kilometerslange weg zie ik ver in de verte nog enkele mensen. Verkeer is er niet: het is niet toegestaan en ook onmogelijk op de oude keienweg. Het is een uur in de middag, ruim over de dertig graden, ik zit in de schaduw van een heerlijk ruikende pijnboom, hoor alleen het geluid van de krekels en weet me omgeven door tientallen resten van monumentjes die hier tweeduizend jaar geleden zijn neergezet. Dit gevoel laat ik even goed op mij inwerken!
Een uurtje later keer ik terug in het heden. Met het architectuurgidsje Il Moderno attraverso Roma in de hand, ga ik eerst naar het wijkje Garbatella in Ostiense. Het wijkje is gebouwd tussen 1921 en 1940. Een deel bestaat uit stervormige appartementgebouwen, aan de rand staan twee opmerkelijke appartementgebouwen waarin een openbare hal en een bioscoopcomplex zijn geïntegreerd. Voor de rest lijkt het er op of de ontwerpers midden in de stad dorps leven hebben willen ontwikkelen. Er zijn veel open binnenhoven en er zijn smalle straatjes waar je je in zuid-Italië waant. Stedenbouwkundig boeiend, bouwkundig zijn grote delen sterk verwaarloosd. Net als op andere plaatsen in Rome, heeft het onderhoud van sociale woningbouw van voor de Tweede Wereldoorlog te lijden gehad onder de huurstop die na de oorlog lange tijd is toegepast en wat gebrek aan onderhoud tot gevolg heeft gehad.
Heel anders is het Quartiere INCIS Decima in Mostacciamo, in het zuiden van Rome. Een wooncomplex met zo’n tweeduizend woningen, gerealiseerd in stroken van vier en vijf verdiepingen hoog, boven een open onderetage. De gebouwen hebben een gebogen structuur, er zijn afwisselend harde en zachte hoven en de verkaveling is niet uniform. Het is gerealiseerd in de jaren zestig van de vorige eeuw. Herkenbaar is dat het grotendeels is ontworpen door architecten die ook het Olympische dorp van 1960 in Flaminio hebben ontworpen.
Het complex is tien jaar ouder dan de Bijlmermeer, maar wel voor ongeveer dezelfde doelgroep ontworpen (voor de Bijlmer bedoel ik dus de gewenste doelgroep!). Het complex ziet er veel beter onderhouden uit. Een indicatie zijn de toegangshallen, schoon afsluitbaar, met planten en met acht tot tien appartementen per lift. De achtergrond bij dit alles wordt mij duidelijk als ik op een (maar ook niet meer dan één) appartement het bord ‘vende’ zie hangen: het gaat om koopappartementen!
Rome (9)
Woensdag 27 juli 2005
Zoals elke dag is de ochtend voor de klassieken. Dit keer struin ik rond in het gebied tussen de Sint Pieter en Trastevere. Ik bezoek onder meer Palazzo Corsini en Villa Farnesina. Het Palazzo is uitgestrekt, in een is toegankelijk, zij het dat per dag maar drie uur de deur opengaat en na een kwartiertje weer sluit – wie binnen is, is binnen. Misschien komt het omdat Palazzo Corsini aan de minder bezochte oever van de Tiber ligt, maar er betreden nauwelijks meer dan vijftien mensen het imposante gebouw. Opvallend is dat in enkele zalen veel Vlaamse meesters uit de 17de eeuw hangen. Die hebben zich in hoofdzaak toegelegd op arcadiaanse landschappen. Onder de Italiaanse meesters boeien mij vooral verschillende schilderijen uit de 16de eeuw met veldslagen als thema, een thema dat in ons land nooit veel aandacht heeft gehad.
Villa Farnesina heeft nauwelijks schilderijen. Maar het gebouw is op zichzelf interessant en nog interessanter zijn de wand- en plafondschilderingen. Hieraan hebben onder meer Michelangelo en Rafaël hun medewerking verleend. Na deze twee opvallende gebouwen ga ik nog even langs bij de Santa Maria in Trastevere, een kerk waar ik al eerder was maar die de moeite van een bezoek waard blijft. Het eigenlijke doel in Trastevere is de Tempietto van Bramante, een van de grote bouwers uit de renaissance. De kapel staat midden op een binnenplaats naast de San Pietro in Montorio. De Tempietto wordt wel het eerste echte renaissancebouwwerk genoemd. Alle maten kloppen, de plattegrond is klassiek en het geheel is evenwichtig, ook door de zestien Dorische zuilen die het ronde tempeltje zijn karakter geven.
’s Middags ga ik, met mijn architectuurgids in de hand, naar enkele opvallende woningcomplexen aan de westkant van de stad. Als eerste naar Quartiere IACP Corviale in de wijk Casseta Mattei. Indrukwekkend: op een heuvel ligt een woonblok van één kilometer lengte. De bouwmassa is op vijf plaatsen verticaal onderbroken door trappenhuizen. Binnen in het complex zijn overigens veel meer trappenhuizen. Eigenlijk bestaat het gebouw uit twee lange stroken van negen etages, waarbij de appartementen ruggelings zijn gebouwd met een tussenruimte van enkele meters. Op talloze plaatsen zijn de twee wanden met elkaar verbonden. Achter de woonwand ligt, op nog geen dertig meter afstand, een even lange strook van drie verdiepingen, halfweg de lengte ligt in een hoek van 45 graden nog een derde bouwlint van vier etages.
IACP is gebouwd in de jaren zeventig. Het is ontworpen voor 6.000 bewoners, er wonen er bijna 7.000. Het gebouw is duidelijk gebaseerd op de ideeën van Corbusier. In het gebouw (op de vijfde etage!) zijn schoolruimten gebouwd, er is winkelruimte en verschillende andere collectieve voorzieningen. Onder het hele gebouw ligt een royale parkeergarage. Ik ben wat door het complex rondgelopen, onder meer door unheimische binnenstraten en verwaarloosde trapportalen. Het geheel maakt een neerslachtige indruk.
Het tweede complex, enkele kilometers van IACP vandaan, was Borgata del Trullo. Hier wonen zo’n 3.500 mensen. Het is gebouwd in de periode 1939-1940 en ontworpen door de gebroeders Nicolini. Het complex van drie tot vier verdiepingen bestaat uit stroken en kleine bouwblokken. Er is veel aandacht geschonken aan de stedenbouwkundige opzet. Ondanks de omvang, doet het kleinschalig aan, wat een compliment is voor de ontwerpers. Aan de openbare ruimte is veel aandacht geschonken, maar gezien de periode waarin het complex werd ontworpen, is het met het parkeren slecht gesteld. Uitkomst biedt gelukkig een strook binnen het complex met een hoogspanningstraject, waaronder een parkeervlakte is gecreëerd. Over de bewoners slechts dit: in het complex is een kantoortje gevestigd van de parti Democratici di Sinistra, een linkse afscheiding van de Italiaanse communistische partij.
Rome (8)
Dinsdag 26 juli 2005
Deze dag vind ik eindelijk de (uitgebreide) boekenzaak waar ook een omvangrijke afdeling architectuur is. Naast een boek over EUR koop ik ook en handzame architectuurgids, waarin vooral veel woningbouw uit de periode 1920 tot 1980 is opgenomen. Ik zal er de komende dagen beslist veel aan hebben.
De dag staat verder vooral in het teken van de villa’s. Villa Giulia is de eerste. Dit paleisje was de zomerresidentie van paus Julius II en is in 1555 voltooid. In het gebouwencomplex is nu het Museo Nazionale Etrusco gevestigd. Ik moet bekennen: na dertig Etruskische vazen kunnen mij de overige driehonderd minder boeien. Maar het is vooral het gebouw dat boeit, evenals de prachtige tuin.
Veel opwindender is Villa Borghese in het gelijknamige, uitgestrekte park. Om tien uur koop ik een kaartje dat mij recht geeft om er van drie tot vijf uur te verkeren. Dat is de moeite waard. Op de benedenverdieping staat in prachtige zalen honderden sculpturen opgesteld, vrijwel geheel uit de renaissance. Er staat een tiental beelden van Bernini, waarvan ik Apollo e Daphne prachtig vind, maar dat geldt eigenlijk voor alles wat er staat. Op de bovenverdieping bevindt zich de schilderijengalleria. Ook uit deze collectie blijkt dat de familie Borghese niet alleen schatrijk was, maar ook een uitstekende, evenwichtige collectie met werk uit de renaissance heeft weten op te bouwen. Omdat het aantal bezoekers is gelimiteerd, kan alles in rust worden bekeken.
Tussendoor bezoek ik de wijk Monte Spaccato, ten westen van de Sint Pieter. Een zeer gevarieerd woongebied. Hoe ik dat beoordeel, was een vraag die ik per sms ontving. Hoe kan je de sociale samenstelling bepalen en een wijk in Rome, even afgezien van zijn stedenbouwkundige vorm, vergelijken met Zielhorst of het Leusderkwarter. Ik heb er geen boekje over kunnen vinden, maar gezond verstand kan bij een dergelijke beoordeling heel nuttig zijn. Maar er zijn genoeg hulpmiddelen. De architectuur en de bouwkundige staat zeggen al iets over een wijk. De omvang van de openbare ruimte en de inrichting daarvan zijn eveneens aanknopingspunten. Een groot deel van Rome bestaat uit gesloten bouwblokken, ik ben al heel wat keren naar binnen gelopen. Is het binnenterrein fraai aangelegd en goed onderhouden, dan trek ik een andere conclusie dan bij een verwaarloosde binnenruimte met een verwaarloosde portiek. Ook trek ik een conclusie uit de winkelstand en de mensen op de terrasjes. Zitten er op een terrasje veel oudere heren in pak, dan heb ik duidelijk met een buurt te doen waar veel middelbare ambtenaren, bankpersoneel en administratief personeel van staatsbedrijven wonen. Die zie ik elke dag, ook bij meer dan dertig graden, in pak met stropdas door de stad lopen. En omdat hun pensioenen redelijk zijn, zitten de gepensioneerde heren uit deze maatschappelijke sector ’s middags tussen twee en vier gewoontegetrouw netjes gekleed op een terrasje. ‘Fare una belle figura’ is een begrip voor iedere Romein die het zich kan veroorloven om netjes voor de dag te komen!
Geef een reactie