Ons gemeentebestuur: un’opera Verismo
Maandag 17 oktober 2005
Deze dag duurde lang. Na Nova gingen twee opera’s in de dvd-speler: Puccini’s Il Tabarro en Leoncavallo’s Pagliacci. Eenakters, dat wel, maar – net als Mascagni’s Cavalleria Rusticana – opera’s van het Verismo-genre. In slechts één akte, in niet meer dan een dag en een nacht, komt al het menselijke drama aan de orde: liefde en haat, jaloezie en passie, moord en wanhoop. Verismo-opera’s vormen het meest zuivere Italiaanse belcanto, mooier is er niet.
Ik weet het, ik overdrijf soms, maar ik heb van verschillende van deze opera’s meerdere uitvoeringen in de kast staan. De Cavalleria van de Milanese Scala, met zangers als Domingo en op locatie opgenomen, is een totaal andere voorstelling dan de uitvoering die ik heb van een onbekend dvd-merk en opgenomen in het stadstheater van Foggia, een provinciestadje in Zuid-Italië. Foggia, dat is echt Italiaans: op slechts enkele tientallen vierkante meters Bühne hoor je de mooiste stemmen uit de provincie. Massascènes van de Scala worden hier ingevuld door een balletensemble van vier mooie maar zeer rijpe danseressen en drie dansers die hun carrière grotendeels achter zich hebben. Maar het is puur.
Het Amersfoortse college van B en W speelt volgens mij ook voortdurend een opera Verismo. Op het niveau van Foggia, dat wel: provinciaals, slecht geacteerd maar met volle overtuiging in het eigen kunnen. Ook hier vindt – in overdrachtelijke zin – het spel tussen liefde en haat, jaloezie en passie, (politieke) moord en wanhoop plaats. Het zijn slechte acteurs, maar zij doen hun best.
Neem Paul Strengers (heldentenor). Pavarotti is zijn voorbeeld: met bravoure probeert hij zijn souffleur buiten beeld te houden, met charme speelt hij zijn slechte partij weg, met zijn solorol is een jongensdroom in vervulling gegaan. Zijn collega Henk Brink (tenor) vervult meer de rol van La Sonnambula: als een slaapwandelaarster loopt hij over het toneel. Hij is er, hij dwaalt rond maar weet zelf niet altijd waar hij zich beweegt. En altijd vriendelijk.
Heel anders is het spel van Jan de Wilde (bariton) die de rol van een Briganto speelt. Steeds weet hij langs de randen van het recht te sluipen, achter zijn masker lijkt veelal een ander iemand te schuilen dan wat zich toont, ondernemer of bestuurder. Voor Gerda Eerdmans (alt) zijn binnen de partituur niet veel maten genoteerd, maar de bescheiden rol die zij speelt, probeert zij met kracht en overtuiging neer te zetten. Haar bescheiden rol maakt het moeilijk om te oordelen of ze de diva is die zij zelf wenst te zijn.
De dramatische hoofdrol is natuurlijk weggelegd voor Mirjam Van ’t Veld (mezzo-sopraan). Ze heeft haar zangstudie niet afgemaakt en bij de eerste gelegenheid meteen de kans op een hoofdrol benut. Maar zowel in de hoogte als in de diepte is haar zangpartij nog te iel, de psychologie van de uit te beelden rol heeft ze zich nog niet eigen gemaakt en haar soms valse tonen laten het publiek huiveren.
En zoals in elk stuk is er een aandrager nodig, een bijrol met weinig profiel en met als enige eis dat deze redelijk wordt uitgevoerd. Die rol is weggelegd voor Piet Jonkman (bas). Het is geen man die de wereld ziet als een opera, met grote uithalen en Roomse bravoure. Piet Jonkman zijn rol is terug te vinden in Hildebrands Camera Obscura, het verslag van onze Vaderlandse kleinburgerlijkheid, het toppunt van provinciaal denken. Eigenlijk hoort hij niet in het volle licht van de spots te staan, een rol achter het decor, bij de theatertechniek, zou hem meer liggen.
En de gemeenteraad? Die wisselt zijn rol steeds weer af, van meespelende figuranten (het koor) tot verbaasd publiek. Soms draagt het bloemen aan, soms vliegen de tomaten en eieren vanuit dit auditorium in de richting van de slecht spelende acteurs, de spelers in een Veluws dorpstheater, volkstoneel naar landsaard, een soort van Verismo, maar meestal niet om aan te zien!
Een man met een hondje in het Soesterkwartier
Zondag 16 oktober 2005
Heeft u hem de afgelopen dagen ook door het Soesterkwartier zien lopen? Een man met een hondje. Het hondje moet u hebben herkend, want een afbeelding van deze kleine speurder hangt levensgroot aan de gevel van ons fraaie stadhuis. Wie die man is, wil ik wel verklappen: het is onze projectleider voor de openbare veiligheid, in zijn vrije tijd gemeentesecretaris dezer stede.
Ik heb te doen met ze. Vooral met het hondje dat symbool staat voor het gevoel van veiligheid dat ons allen het afgelopen jaar is overkomen. Geld noch moeite noch mankracht is gespaard, wouden van vlaggenmasten zijn op elke mogelijke plek in de stad opgericht om daarmee het wapperende symbool van onze veiligheid zijn tocht door heel Amersfoort mogelijk te maken. Veiligheid op straat, het is een boodschap die vooral is gebaseerd op het goede geloof in de overheid die daarbij grossiert in symbolen. De harde werkelijkheid is anders, daar kunnen de bewoners in de binnenstad over meepraten.
Veiligheid op straat, en gelijktijdig worden bewoners in het Soesterkwartier opgeroepen een burgerwacht te vormen tegen overlast, vandalisme en kleine criminaliteit. En neemt het aantal overvallen toe, de afgelopen dagen zelfs twee keer op één dag. Wanneer het miljoen euro’s dat aan de actie van onze gemeentesecretaris is uitgegeven was ingezet voor extra politiepersoneel, was veiligheid niet op symbolische wijze gesuggereerd, maar mogelijkerwijze ook echt verbeterd.
Communicatie in Amersfoort: public relations of eerlijke voorlichting
Zaterdag 15 oktober 2005
Ons stadhuis is vergeven van de communicatiemedewerkers. Het zijn er tientallen, elke afdeling heeft wel een communicatiespecialist ter beschikking, want anders tel je schijnbaar niet mee. Wat doen al die mensen zoal?
Amersfoort is geen voorbeeld van goede communicatie. De opmerking van de CDA-voorzitter dat je over moeilijke zaken niet eerlijk kunt communiceren, is door geen enkele communicatieadviseur op het stadhuis tegengesproken – ze zijn het daar schijnbaar wel mee eens. Een grondige misvatting: elke adviseur die echt iets weet van communicatie moet toch inzien dat juist moeilijke zaken, onderwerpen die maatschappelijk gevoelig liggen, een intensieve en eerlijke vorm van informatie vereisen.
Ik heb nog actief deelgenomen aan de discussie die vijftien jaar geleden in kringen van de overheidsvoorlichting werd gevoerd: moet je als communicatiemedewerker eerlijk voorlichten en een schakelpositie innemen tussen het overheidsapparaat enerzijds en de pers en burgers anderzijds, of moet je vooral het beleid verkopen. In Amersfoort heeft de tweede stroming gewonnen: communiceren is vooral p.r. bedrijven, verhullen, verkopen en gladstrijken.
Wat mij – de gekozen werkwijze van het communicatievolk op het stadhuis in ogenschouw nemende – steeds weer verbaasd is het feit dat het de tientallen communicatieadviseurs nog steeds niet lukt om collegeleden dusdanig bij te staan dat het gebrek aan kwaliteit dat bij de meeste van hen waarneembaar is, wordt verhuld. Van tweeën een: of de meeste van onze wethouders zijn echt heel erg slecht, of hun communicatiemedewerkers falen doordat zij ook als verkoper van het beleid het gebrek aan bestuurlijke kwaliteit niet weten te verdoezelen.
Geef een reactie