Het verschil tussen noodzaak en de weg daartoe
Maandag 19december 2005
Samen met drie raadscollega’s bezocht ik deze dag het zorgcentrum voor harddrugsverslaafden aan de Catharijnesingel in Utrecht. Net als in Amersfoort, wordt dit centrum beheerd door de Stichting Maliebaan. Dit bestaande zorgcentrum staat in feite model voor het centrum dat is gepland aan de Kleine Haag.
Het bezoek was voor mij geen overtuigingstocht voor een zorgcentrum. Aan de noodzaak daarvan twijfel ik niet, samen met Ton Berends diende ik al in 2003 een motie in om een gebruikersruimte voor drugsverslaafden in te richten. De motie diende er voor om overlast in de binnenstad te voorkomen. Omdat het in de periode was waarin de raad nog duaal opereerde, werd de motie aangenomen.
Overtuigd hoefde ik niet te worden. Maar een bezoek aan een dergelijk centrum maakt een normaal mens niet vrolijk. De functionarissen voor wie het verstrekken van dit soort zorg een dagelijks gebeuren is of die roots hebben in de zorgsector, zullen er anders tegenaan kijken dan ik. Voor mij is een zorgcentrum voor drugsverslaafden een signaal van maatschappelijk falen en is het een bewijs dat bezuinigingspolitiek op rijksniveau een extra last kan vormen voor gemeenten en hun bewoners. Dat deze zorgtaak moet worden uitgevoerd is overigens een zaak van maatschappelijke beschaving.
Indien de uitnodiging voor het bezoek was ingegeven om de discussie die over een zorgcentrum aan de Kleine Haag wordt gevoerd, een andere wending te geven, dan moet worden gezegd dat binnen het stadhuis bij een aantal mensen de achtergrond van alle discussie nog steeds niet wordt onderkend. Het gaat niet om het óf, maar om het hoé. De wijze waarop het college een locatiebesluit voor een, op zich noodzakelijk, zorgcentrum heeft genomen, is de feitelijke oorzaak van alle opwinding in het afgelopen half jaar. Een besluit overigens waarmee het college, en de verantwoordelijke wethouder en burgemeester voorop, de start van deze noodzakelijke voorziening vooral hebben gefrustreerd.
Het is het gebrek aan communicatie, het bestuurlijke spierballen tonen, de gekozen ramkoers, waardoor de start van een zorgcentrum in onze stad onder het meest ongunstige gesternte plaatsvindt. De gehele aanpak toont alle sporen van bureaucratische wereldvreemdheid. Binnen de verantwoordelijke stadhuisafdeling en bij het Centrum Maliebaan is vooral een technocratische benadering gehanteerd, eigen aan onze stadhuiscultuur. Daarbij lijkt het er op dat ook persoonlijke belangen of prestige een rol hebben gespeeld, een zaak die de meerderheid van de raad echter niet wenst te laten onderzoeken.
Dat openbaar bestuur iets anders is dan ambtelijke kleindenkerij, ondervinden wij nu aan de lijve. De problemen die daardoor zijn ontstaan, hebben extra proporties gekregen door het gebrek aan bestuurlijke kwaliteit dat ons college eigen is. Zelfs de aanwezigheid van een dertigtal communicatieadviseurs heeft niet kunnen voorkomen dat rondom de Kleine Haag een sfeer is ontstaan die er helemaal niet had hoeven te zijn. Maar ja, als het college en de coalitiepartijen het bijna een geuzendaad vinden om over moeilijke dossiers niét te communiceren en een communicatieafdeling dat schijnbaar ook niet durft te weerspreken, dan moet je je als college niet verbazen dat per week het vertrouwen in het openbare bestuur bij een steeds groter aantal inwoners van onze stad afneemt.
Met als gevolg dat een broodnodige voorziening in onze stad onder de meest denkbare ongunstige omstandigheden van start moet gaan – er van uitgaande dat het nog zover komt. Voor mij hoeft het op deze plek niet meer!
Een nieuw gezelschapspel: coalitievorming
Zondag 18 december 2005
Steeds meer mensen houden zich er mee bezig: wat voor college hebben we na de komende gemeenteraadsverkiezingen. Ben jij in voor een wethoudersport, hoor ik regelmatig. Neemt Jouw Amersfoort verantwoording, is net zo een soort vraag.
Op beide vragen moet is passen. Ik kan hooguit opmerken dat Jouw Amersfoort over de mensen beschikt om aan een college deel te nemen. Zelf sta ik niet zo te dringen, ik laat de eer graag aan anderen. En ik behoef ook niet te antwoorden. De vraag over coalitievorming komt in feite pas aan de orde nadat de kiezers hun mening hebben gegeven. Over de uitslag van de verkiezingen is weinig te voorspellen. Ik vermoed dat elke voorspelling, hoe serieus ook gepresenteerd, het in zich heeft om niét uit te komen.
De realiteit is dat op dit moment een college wordt gesteund door vijf partijen die samen 26 zetels in de raad ophoesten, tegenover 13 bij de oppositie. Indien de oppositiepartijen samen vijf zetels winnen – en dan mag je praten over een tweede aardverschuiving – dan blijft de verhouding tussen het huidige coalitieblok en de bestaande oppositie nog altijd 21 om 18, waardoor de machtsverhoudingen onveranderd blijven.
Een ding lijkt mij niet meer dan logisch. Een of meer oppositiepartijen kunnen alleen maar aan een nieuw college deelnemen indien dat een merkbare wijziging in het beleid teweeg brengt. Dus moeten er tenminste twee van de vijf wethouders (zes is naar mijn mening sowieso geen discussiepunt) uit de oppositie komen en moeten de resterende kandidaten uit de huidige coalitie van een iets ander kaliber zijn dan diegenen die er nu zitten. Een welhaast utopische gedachte, maar we gaan er voor.
Een prachtige boek en een moeilijke taak
Vrijdag 16 december 2005
In museum Flehite werd vandaag het boek ‘Amersfoort en de industrie’ gepresenteerd. Het is het eerste boekwerk dat op initiatief van de stichting Siesta is uitgegeven, daarbij gesteund door verschillende personen en organisaties die zich voor de geschiedenis van onze stad inzetten. Zeventig pagina’s met fraaie foto’s van bouwwerken die de industriële geschiedenis van onze stad documenteren en waarvan een belangrijk deel nog onontbeerlijk is voor ons dagelijkse leven.
Een aantal van de bouwwerken die in beeld zijn gebracht of in een register, dat het boek afsluit, zijn opgenomen, heeft een monumentenstatus en zal voor onze stad blijven behouden. Een veel groter aantal is zonder meer van grote waarde, maar heeft nog geen beschermde status. De kans dat een aantal van de opgesomde bouwwerken onder de slopershamer dreigen te belanden, is groot. Dat geldt in elk geval voor Het Spijkertje, dat ook een plaats in het fraaie boekwerk heeft gekregen.
Als het boek iéts duidelijk maakt, dan is het wel dat de enthousiaste stadgenoten die binnen of samen met Siesta zich inzetten voor het behoud van ons industrieel erfgoed, nog veel werk staat te wachten. Succes is hen toegewenst!
Geef een reactie