De keien van Ruud Schulten
Donderdag 20 april 2006
Ruud Schulten, raadscollega van de Burgerpartij, besteedt vandaag op zijn website aandacht aan het nieuwe college. Hij schrijft bijna lyrisch over de nieuwe wethouders Hekman, Kruijt, Luchtenveld en Van Daalen. Even meen ik dat zijn verhaal een ironische inslag heeft, maar bij voortgaand lezen blijkt dat niet zo te zijn.
Of de vier nieuwe wethouders keien zijn, zoals Ruud schrijft, is een vooronderstelling die zich in de praktijk nog moet bewijzen. Dat er meer kwaliteit zijn intrede binnen het college heeft gedaan, staat buiten kijf. Wat dat betreft is het jammer dat er geen zes nieuwe collegeleden zijn aangetreden.Of daardoor ook werkelijk ander en beter beleid ontstaat, dat is iets dat we nog maar even moeten afwachten.
Om tot een nieuw beleid te komen, moet er het een en ander gebeuren aan de cultuur binnen het stadhuis. Deze wordt gekenmerkt door introversie, zelfingenomenheid en overgevoeligheid voor kritiek van buiten. Het is juist deze cultuur waar de Burgerpartij, waarvan Ruud sinds 7 maart vertegenwoordiger is binnen de raad, de afgelopen vier jaren heeft gevochten. Wat dat betreft zijn Ruuds woorden meer dan opmerkelijk.
Daarnaast moet natuurlijk worden vastgesteld dat ook de nieuwe wethouders werken op basis van een collegeprogramma dat feitelijk een voortzetting garandeert van het collegebeleid zoals dat de afgelopen jaren is gevoerd. Dit feit, naast het feit dat de grootste fractie in de raad wordt gekenmerkt door een weinig creatieve samenstelling en leiding – echte vernieuwingen binnen het college zijn angstvallig vermeden -, maakt duidelijk dat het roer niet om is, integendeel.
Wat overigens niet afdoet van het feit dat de nieuwe collegeleden, indien de nadrukkelijke wil daartoe aanwezig is, in potentie best een nieuwe weg zouden kunnen inslaan. Maar ja, als zelfs een bekend lid uit de grootste oppositiepartij al bij voorbaat aangeeft eigenlijk best tevreden te zijn met de samenstelling van het nieuwe college, dan moet je geen te hoge verwachtingen hebben over de vernieuwende invloed die de vier frisse collegeleden zouden kunnen hebben.
Een blik op een nieuwe dictatuur
Woensdag 19 april 2006
Amersfoort is niet het middelpunt van de wereld, dus is het nuttig om ook eens te zien hoe de politiek buiten onze grenzen zich ontwikkelt. Vrijwel in één ruk en met rode oortjes heb ik de afgelopen twee dagen het net uitgekomen boek van de Amerikaanse journalist Alexander Stille verslonden: ‘Silvio Berlusconi, de inname van Rome’. Is het een toeval dat goede boeken over de actuele politiek in Italië juist door niet-Italianen (die wel lange tijd in dat land hebben verkeerd) zijn geschreven? Naast Alexander Stille zijn dat bijvoorbeeld ‘Cosa Nostra’ van de Britse historicus John Dickie of ‘Kleine Geschichte Italiens von 1943 bis Berlusconi’ van de historicus Friederike Hausmann.
Dat is geen toeval. Silvio Berlusconi heeft zich Italië toegeëigend op een wijze die veel verder gaat dan het politiek marchanderen van Mussolini in de jaren twintig van de vorige eeuw. Wat dat betreft is Italië een bijzonder land, iets dat al blijkt uit het aantal van 61 verschillende regeringen die dit land regeerden in de periode van juni 1945 tot juni 2001, toen Berlusconi aan de macht trad en het langst durende kabinet in al die jaren voorzat.
Het feit dat Prodi deze maand nipt de verkiezingen heeft gewonnen, is geen garantie dat het tijdperk Berlusconi is afgesloten, integendeel. Dat ook bleek toen het eerste kabinet van Berlusconi na zeven maanden regeren in 1994 gedurende vijf jaren door vijf verschillende kabinetten – waaronder twee jaar Prodi – werd afgelost. Ook nu zal Berlusconi de machtigste politicus blijven en is het nog maar de vraag of Prodi een vol jaar aan de macht blijft.
Berlusconi, die intussen de rijkste man van Italië is, eigenaar is van een groot aantal bedrijven op het gebied van de media (waaronder alle commerciële tv-zenders), financiële dienstverlening, projectontwikkeling, handel en noem maar op. Eigenlijk had hij Italië gewoon toegevoegd aan zijn zakelijke conglomeraat, waarvan hij ook tijdens zijn premierschap gewoon directeur bleef. Als premier zette hij ook de drie netten van de staatstelevisie Rai naar zijn hand en benutte deze voor zijn eigen politiek. Al zijn zetbazen zitten er nog.
Wat deze mediamacht betekent, wordt pas echt duidelijk indien in acht wordt genomen dat bijna tachtig procent van de Italianen al zijn politieke informatie alleen via de televisie krijgt toegediend, slechts acht procent van de Italianen leest een serieuze krant, een groot deel van deze bladen behoort eveneens tot Berlusconi’s zakelijk imperium. Slechts enkele nationale kranten onder de vele titels durven afstand te nemen van het dictatoriale bewind van Berlusconi – waaronder vooral de af en toe door mij gekochte La Repubblica. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat uit internationaal onderzoek blijkt dat op het gebied van de persvrijheid Italië op de wereldranglijst een schandelijke 53ste plaats inneemt, achter landen als Uruguay, Albanië en Madagscar.
Gelukkig is onze vaderlandse situatie nauwelijks met die in Italië te vergelijken, ook al mag je bij de ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren binnen de Nederlandse media hebben voorgedaan soms ook wel zorgelijke vraagtekens zetten. En Amersfoort, als provinciestadje aan de rand van de Veluwe, is helemaal niet te vergelijken met Italië. Hoewel: invloed vanuit de bouwsector, vervlakking binnen de media, het buiten spel zetten van een politieke oppositie en ambtelijke machtsvorming zijn natuurlijk tendensen die zich ook in onze eigen stad kunnen voordoen. Waakzaamheid is dus geboden!
Geef een reactie