Grondspeculatie en machtsposities in Vathorst
Zaterdag 12 augustus 2006
Op de woningbouw in de vinexwijken wordt woekerwinst gemaakt. Oorzaak hiervan is het speculatieve grondbeleid van de projectontwikkelaars. Dat is de boodschap die vandaag in De Volkskrant staat. Op initiatief van deze krant is een onderzoek verricht naar de machtsposities die ontwikkelaars en aannemers hebben en waarmee zij de gemeenten onder druk zetten en het woningbeleid dicteren.
In het onderzoek is gekeken naar de sleutelposities die bouwers hebben verworven door het strategisch aankopen van grond. Vathorst is een van de wijken die is onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat in Vathorst de firma Smink de partij is die het sterkst heeft geroerd in het machtsspel. De oorzaak hiervan ligt in de strategische aankoop van ruim zeven hectare grond door Smink.
Het onderzoek strekt zich uit over de periode 1993-2005. Door de beperking van het onderzoek tot deze periode valt nog net een groot aantal grondaankopen buiten het onderzoek die zijn verricht door de bouwers die verenigd zijn binnen de OBV. Het OBV is ontstaan door de machtspositie die firma’s als Heijmans, Bouwfonds, Dura-Vermeer en de SCW verwierven na het innemen van grondposities in Vathorst. Een gecompliceerd proces overigens die zich niet in enkele woorden laat beschrijven, maar waarbij de gemeente zelf ook een discutabele rol heeft gespeeld en waarbij niet alleen financiële maar ook politieke motieven zijn aan te wijzen.
Dat doet natuurlijk niet af van het feit dat ook Smink posities verwierf in het Vathorster gebied. Smink had ook deel willen nemen in het consortium dat aan de wieg stond van het OBV, maar de overige bouwers wilden de koek slechts onderling verdelen. Dat maakte het noodzakelijk dat de gemeente voor de OBV het ‘probleem’ Smink moest oplossen.
Een gecompliceerde zaak omdat Smink samen met DHV zelf een stedenbouwkundig plan voor Vathorst ontwikkelde en daarmee niet zomaar via onteigening aan de kant kon worden geschoven. Amersfoort heeft daarom heel wat water in de wijn moeten doen, met als gevolg dat de vuilstort twee keer zo hoog mag worden dan hij oorspronkelijk was, Smink een baggerdepot mocht inrichten en ook voor vele miljoenen het grondwerk in Vathorst mag verrichten. Dit laatste is een van de onderwerpen die thans door Brussel wordt uitgezocht.
En in zoverre heeft De Volkskrant in elk geval gelijk. Handige bouwers hebben de gemeenten op het verkeerde been gezet. Omdat het gemeentebestuur hoe dan ook Vathorst wilde bouwen, kon het niet anders dan zich te laten ringeloren door Smink. Maar niet alleen door Smink, ook door een aantal andere firma’s die vanaf de bouw van Kattenbroek een steeds sterker vinger in de pap hebben gekregen bij de ontwikkeling van onze stad. Maar de echte oorzaak ligt natuurlijk bij de welhaast grenzeloze bouwwoede die wethouders en ambtenaren al tientallen jaren in onze stad uitwoeden.
Ik vrees dat we over vijftien tot twintig jaren weer met gelijke problemen worden geconfronteerd, alle uitspraken van de huidige raad ten spijt. Geholpen door de rijks- en provinciale overheden zal er en nieuwe bouwbehoefte ontstaan. Dat de firma Smink intussen in de omgeving van Amersfoort nieuwe grondposities inneemt, mag daarom niet vreemd worden genoemd. Het is de vraag of alleen de firma Smink op dit punt actief is.
Afspraken over leisurevoorzieningen
Vrijdag 11 augustus 2006
Naast de kwartaalrapportage’s van het OBV is ook de voortgangsrapportage over de voorzieningen in Vathorst een interessant stuk om te lezen. Het geeft een goed inzicht in de planning van alle voorzieningen die voor het nieuwe woongebied noodzakelijk zijn. Veel daarvan is al vastgelegd in contracten, een deel – zoals De Brink en omgeving en Velden 3C bij Hooglanderveen – is al gerealiseerd, een groot aantal voorzieningen staan kort voor de realisatie, zoals de eerste fase van het hoofdwinkelcentrum en verschillende sportvoorzieningen in Velden 1G.
Bij de realisatie van voorzieningen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met aanvragen van sportverenigingen en allerlei instanties op maatschappelijk en cultureel gebied. Ook de gemeenteraad heeft wensen op tafel gelegd, zoals een zwembad, eventueel gecombineerd met een ijsbaan. Onlangs is ook een wens op tafel gelegd door een groep van verenigingen en organisaties, die een gecombineerd centrum met ijsbaan, een hal voor de turnsport, een klimwand en dergelijke willen realiseren. We zullen als gemeenteraad binnenkort wel met dit verzoek worden geconfronteerd.
Als het zover is, is het goed om de voorzieningenrapportage van het OBV nog eens goed te lezen. Daaruit blijkt onder meer dat Latei een plan ontwikkelt voor Laak 3, het gebied dat rond 2012 moet worden afgerond. Hier wil Latei ruimte bieden aan ondernemingen die eerder betrokken waren bij de plannen in Birkhoven-Noord. Het ging daarbij om leisurevoorzieningen zoals een bowlingbaan, een kartbaan, snooker en pooling, een klimmuur en dergelijke. Onder maatschappelijke druk heeft de raad in 2002 deze ontwikkelingen in Birkhoven-Noord afgewezen.
Dat er nu wordt onderzocht of deze voorzieningen in Laak 3 kunnen worden ontwikkeld, is op zichzelf geen slechte zaak. De gemeente heeft met het OBV afgesproken dat deze plannen op marktconforme wijze moeten worden ontwikkeld. Indien dat mogelijk is dan, zo meldt de voortgangsrapportage, wordt er geen medewerking verleend aan soortgelijke voorzieningen elders in Vathorst.
De uitwerking van deze afspraak, waarover de gemeenteraad nog op geen enkele wijze is geïnformeerd, kan verregaande gevolgen hebben. Indien plannen voor een grootschalig leisurepark in Laak 3 handen en voeten gaan krijgen, houdt dit ongetwijfeld in dat ook verzoeken voor dergelijke voorzieningen elders in de stad worden geblokkeerd door de afspraken die de gemeente met het OBV heeft gemaakt voor Vathorst.
Dat dergelijke afspraken worden gemaakt, hoeft in principe niet verwerpelijk te zijn. Maar er zijn twee kanttekeningen bij te plaatsen. De keuze voor Laak 3 is in feite willekeurig en vooral ingegeven door economische motieven. Of Laak 3 ook inderdaad de beste plaats is voor dergelijke voorzieningen, heeft nog niet ter discussie gestaan – als het aan het college ligt zal dat ook nooit zover komen.
En de tweede kanttekening: afspraken als deze, die een grote impact kunnen hebben voor het voorzieningenniveau in onze stad, zijn nu onderhands gemaakt. Het zijn weer de bouwers – in dit geval Latei en het OBV – die op dit punt de agenda bepalen, het openbaar bestuur in de persoon van de gemeenteraad is wederom buiten spel gezet.
De website van Ariën Kruyt
Donderdag 10 augustus 2006
Ariën Kruyt onderscheidt zich op positieve wijze van de overige collegeleden door het feit dat hij een persoonlijke website bijhoudt. Daarin doet hij regelmatig verslag van het wel en wee waarmee hij als wethouder wordt geconfronteerd en geeft hij zijn mening over zaken die zijn portefeuille raken. Het zou de communicatie tussen collegeleden en de raad en ook het begrip voor bepaalde collegebesluiten goed doen indien de andere wethouders het voorbeeld van Ariën Kruyt zouden volgen.
Daarbij is op te merken dat het bijhouden van een website door een wethouder lang niet altijd gemakkelijk, in elk geval minder gemakkelijk dan wanneer een raadslid dat doet. Dat geldt zeker voor raadsleden die niet tot de coalitiepartijen behoren. Ik kan op mijn site vrijelijk mijn mening geven, zonder rekening te hoeven houden met het collegebeleid. Natuurlijk moet ik in de buurt van het fractiebeleid blijven, maar zelfs als ik op dat punt buiten de boot plas, dan is dat primair een zaak die binnen de fractie moet worden opgelost. Voor een wethouder ligt dat allemaal wat gecompliceerder.
Een voorbeeld daarvan vind ik de mening die Ariën Kruyt heeft gegeven over het rapport Berenschot. Hij noemt het rapport ‘Knullenboel’ en geeft op zijn site duidelijk aan dat wat hem betreft het rapport van Berenschot in een diepe lade mag verdwijnen. Zijn kritiek richt zich op het hele rapport, hij maakt geen onderscheid. Zou hij bijvoorbeeld, als actief lid van een kerkgenootschap, kanttekeningen hebben geplaatst bij de opmerkingen van Berenschot over de themakeuze voor het stadsjubileum voor de ‘spirituele stad’, dan is dat nog op te vatten als een persoonlijke kanttekening, een aard van discussiebijdrage.
Bij zijn generale afwijzing van het rapport ligt dit iets anders. Op dit punt mag je verwachten dat het college met een eigen duidelijk standpunt naar buiten treedt. Is één van de wethouders het met dit standpunt niet eens, dan is dat een politiek feit dat vermelding verdiend en tot discussie in de raad kan leiden. Uit zijn veroordeling van het rapport op zijn site is echter niet op te maken of Ariën Kruyt bij het afwijzen van het rapport Berenschot en zijn kwalificerende opmerking namens het college spreekt
Voor mij aanleiding om hierover vragen te stellen aan het college. Temeer ook omdat een afwijzing van het rapport of een omschrijving als ‘knullenboel’ best wat beter beargumenteerd mag worden. Ik ben het overigens niet met deze kwalificatie eens, ik vind het rapport van Berenschot een waardevol product, los van de vraag of je het op elk onderdeel zou moeten omarmen. Maar dat zal wel blijken uit de discussie die de raad hierover ongetwijfeld zal gaan voeren.
Geef een reactie