Politiek Dagboek

Beschouwingen van Raphael Smit over Politiek Amersfoort en Omstreken

Archive for augustus 2006

leave a comment »

Over onze fundamentalistische spiritualiteit

Dinsdag 1 augustus 2006

Voor de viering van Amersfoort 750, die in 2009 gaat plaatsvinden, zijn vier thema’s gekozen. Een daarvan is ‘Amersfoort, spirituele stad’. Daaraan word ik herinnerd bij de berichten over het afwijzen van een leerling door het Hoornbeek College. Moeten wij trots zijn op deze vorm van spiritualiteit?

Wanneer het om kerkaangehorigheid gaat, zal Amersfoort niet veel godsvruchtiger zijn dan de meeste andere grote steden in ons land. Maar als het om godsdienstbeleving gaat, lijkt onze stad zijn imago ‘dorp aan de rand van de Veluwe’ met gemak waar te maken. Het aantal fundamentenchristelijke genootschappen in onze stad is groot en er is een relatie tussen de aanwezigheid van het grote aantal zwartekousenchristenen in onze stad en het aantal onderwijsvoorzieningen van deze levensbeschouwelijke opvatting. Het is niet de eerste keer dat onze stad door fundamentele opvattingen binnen reformatorische en andere protestants-christelijke onderwijsinstellingen in het nieuws komt.
Voor alle duidelijkheid: ieder mens mag van mij zijn eigen overtuiging hebben en daar naar leven. Zelfs de opvattingen van het Hoornbeeck College, hoe absurd die ook lijken of blijken, zie ik als een recht dat door een geloofsgemeenschap mag worden gebezigd. Kritisch wordt ik pas indien fundamentenchristelijke mensen pogingen doen om invloed uit te oefenen op de wijze waarop ik wens te leven.
Dat geldt overigens niet alleen voor fundamentalistische denken binnen christelijke kringen, maar ook binnen Islamitische kringen. Vanuit dat standpunt heb ik soms zo mijn bedenkingen bij pogingen die Groen-Linkser Moestafa Ozcan onderneemt om zijn opvattingen tot gemeengoed te maken. Hij heeft er voor gekozen te leven binnen een maatschappij met een bijna 2000 jaar oude christelijke cultuur, ik zie niet in waarom we dat zullen verloochenen en vanuit een softe multicultiopvatting ons ineens voor waarden die onze samenleving hebben gevormd, zouden moeten schamen.

Terug naar het spirituele aan onze stad. Dat een stad zoekt naar onderwerpen waarop zij zich onderscheidt van andere steden, is een goed ding. Dat je daarin kunt daardraven, bewijst het Berenschotrapport dat onlangs is uitgebracht en dat een aantal mensen binnen ons stadhuis hopelijk weer met beide benen op de grond heeft gezet. Terecht wordt in dit rapport de vraag gesteld of het wel verstandig is het spirituele in onze stad in 2009 tot een belangrijk thema voor onze 750-jarenfeesten te maken.
Ik zou zeggen: neen! Ik vermoed dat ik zonder meer kan zeggen dat een overgrote meerderheid van onze inwoners er weinig voor voelt om te worden aangesproken op het spirituele element waarin onze stad zich onderscheidt van andere steden: het fundamentenchristelijke. Mij zit het al dwars dat ik de afgelopen 24 uur door kennissen van buiten mijn stad op geamuseerde wijze wordt aangesproken op de spirituele uitingen die momenteel actueel zijn. Zoiets moet je als stadsbestuur niet stimuleren. Ik hoop dat mijn raadscollega’s van de Christen Unie hiervoor begrip hebben – is dat niet zo, dan is dat jammer.

PR-activiteiten en adviesbureau’s overspoelen overheid

Maandag 31 juli 2006

In Der Spiegel van deze week staat een uitgebreid artikel met als kop: Meister der Verdrehung. Het gaat over de snel groeiende invloed van PR, met name binnen de overheid. Een toevallige tref is dat ik het weekend ben begonnen met het lezen van een boek dat in Duitsland in de toptien van de bestgelezen Sachbücher staat. Het gaat om het boek ‘beraten & verkauft’ van Thomas Leif. De ondertitel is: ‘McKinsey & Co. – der grosze Bluff der Unternehmerberater’. Dat zegt genoeg. In dit boek wordt de toenemende invloed van adviesbureau’s beschreven, een bloeiende economische tak met fantastische groei, ook binnen de overheid. Beide onderwerpen hebben met elkaar te maken.

De afgelopen jaren is vanuit verschillende partijen binnen onze raad de nodige vraagtekens gezet bij het sterk uitdijende aantal communicatiemedewerkers binnen het stadhuis. Het aantal communicatiemedewerkers overtreft het aantal stadsjournalisten bij alle vrije media in onze stad met gemak. Het feit dat het gemeentebestuur over een staf van communicatiemedewerkers beschikt, is op zich uitstekend. Het gaat er vooral om hoe deze medewerkers hun werk uitvoeren en welke vormen van beroepsethiek (ik ga er van uit dat daaraan aandacht wordt besteed) daarbij opgeld doen.
Dat onze stadgenoten kennis hebben van maatregelen die door het gemeentebestuur worden genomen of van rechten – bij voorbeeld op het gebied van maatschappelijke hulp – waarop zij zich kunnen beroepen, is een essentiële zaak. Dat een doorsnee beleidsambtenaar of een wethouder niet altijd even gelukkige hand heeft bij het uitdragen van het beleid, is misschien jammer maar mag je ze niet kwalijk nemen. Communicatie is een vak, daar heb je vakmensen voor nodig.

Toch bekruipt mij in toenemende mate het gevoel dat een deel van onze tientallen communicatiemedewerkers naast allerlei nuttig werk ook bezig is met iets dat de communicatiewetenschapper Klaus Merten in Der Spiegel omschrijft met: ‘Sie testen, wie elastisch Wahrheit sein kann.’ Ik hoef dit niet te vertalen. Van verschillende journalisten hoorde ik de afgelopen jaren dat het regelmatig gebeurt dat communicatiemedewerkers redacties bellen om als spindocktor op te treden en informatie trachten in te steken waardoor het beleid van het college, tegen opvattingen die bij groepen stadgenoten leven in, zo gunstig mogelijk naar voren komt.
Dat is dus een vorm van PR. Met overheidscommunicatie zoals zich dat na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde, heeft dat niets meer te doen. In de wilde jaren rond 1968 stond de overheidscommunicatie, die vergeleken met nu van vertederende onschuld was, ook al eens ter discussie. Op initiatief van minister-president De Jong werd in 1968 de Commissie Heroriëntatie Overheidsvoorlichting, de zogenaamde Commissie Biesheuvel, geïnstalleerd. Deze bracht in 1970 het rapport ‘Openbaarheid Openheid’ uit. Tegen al onze communicatiemedewerkers zou ik willen zeggen: lees het eens, er staat veel in dat met de kwaliteit van jullie werk heeft te maken!

En het boek van Thomas Leif: adviesbureau’s en PR-werk hebben een aantal zaken gemeen. Er wordt in belangrijke mate gewerkt met gebakken lucht, het aanpassen van de realiteit aan de gewenste werkelijkheid en het beïnvloeden van nietsvermoedende burgers. Adviesbureau’s en PR-medewerkers werken aan hetzelfde: het versterken van de positie van de bureaucratie ten opzichte van de burger, en daarmee het ondermijnen van het gehalte van onze democratie.
Twee dingen in Amersfoort mogen ons troosten: de rol van adviesbureau’s binnen ons stadhuis lijkt mij nog te overzien en onze communicatiemedewerkers hebben nog veel te leren op pr-gebied. Maar hoe ziet dat er rond 2010 uit?

Een mooi boek voor de zondag

Zondag 30 juli 2006

Een veel gelezen boek in Duitsland draagt de titel: ‘Worauf warten wir? – Ketzerische Gedanken zu Deutschland’. Het is geschreven door Notker Wolf. Interessant is: Notkar Wolf is abtprimas van de orde der Benedictijnen, jarenlang was hij abt van de Sankt Ottilienabdij in Beieren en nu werkt hij vanuit Sant Anselmo in Rome. Het aardige is dat dit klooster op de Aventino ligt, nauwelijks meer dan honderd meters van de Sant Allasio, vanwaar een Nederlander de leiding geeft over de Dominicanerorde.

Het boek Worauf warten wir? is geschreven naar aanleiding van de misère waarin de Duitse economie verkeerd en die ook onder Kanzler Merkel nauwelijks vooruit komt. De langdurige dip waarmee onze oosterburen hebben te maken heeft in belangrijke mate te maken met de algemene psychologie in dat land. De Duitser is een zwart-witdenker, gaat het slecht dan gaat het ook echt slecht en is het einde van de tunnel niet in zicht. Daarnaast komt dat iedere Duitser zal erkennen dat herstel van de economie alleen maar mogelijk is wanneer een stukje welvaart wordt opgegeven, men bereid is iets van zijn rechten in te leveren en de bureaucratie drastisch wordt beperkt. Maar iedereen vindt dat de noodzakelijke ingrepen allereerst bij de buren moeten plaatsvinden, niet bij de eigen persoon.
Notker Wolf probeert in zijn boek dat gevoel te doorbreken. Hij zet daarvoor zijn optimisme in, een optimisme dat niet alleen typerend is voor een kloosterling, maar dat tevens is gebaseerd op zijn levenservaring. En op geloof, natuurlijk, maar op dat punt moet ik als ongelovige passen. In zijn boek gaat hij vooral uit van de persoonlijke vrijheid die mensen moeten terugwinnen. Vrijheid betekent in dit geval vooral ook: het loslaten van het gevoel dat de overheid alles regelt. Notker Wolf constateert dat de Duitsers nog steeds een volk van onderdanen vormt, waarin verantwoordelijkheid makkelijk naar boven wordt geschoven en eigen initiatieven not-done is.

Ik heb jaren in Duitsland gebivakkeerd en kan de constatering van Notker Wolf slechts onderschrijven. Duitsers zijn vaak jaloers op Nederlanders, omdat wij op minder bureaucratische wijze zelf initiatieven nemen en een behoorlijke portie scepsis bezitten ten aanzien van onze overheid. Dat wij in ons land deze eigenschappen langzamerhand dreigen te verliezen, ontgaat veel Duitsers nog. Ik vind dat overigens in elk geval een zorgwekkende ontwikkeling.
Notker Wolf gaat in zijn boek in op een breed pallet van maatschappelijke ontwikkelingen. De rol van het onderwijs, het demasqué van de politici die in de 68er jaren voorop stonden in de democratiseringsgolf, de verhouding tussen de europees-christelijke cultuur en andere culturen, het persoonsgericht denken waardoor gemeenschapzin is verdrongen, etc. Veel van zijn opvattingen poneert hij vanuit zijn geloofsbelevenis, maar dat maakt deze opvattingen daarmee niet minder waardevol, integendeel.
Worauf warten wir? is geschreven voor Duitsers. Maar er staan veel zaken in die wij ons als Nederlanders – gelovig of niet – evenzeer kunnen aantrekken. Een interessant boekje!

Written by raphaelsmit

02/08/2006 at 12:40

Geplaatst in Uncategorized