Een overheidsjurist moet vertrouwen scheppen
Woensdag 27 september 2006
Ik weet niet hoe vaak de gemeente voor de rechter staat. De informatie daarover is fragmentarisch. Eigenlijk verneem je alleen iets over het optreden van de gemeente bij de bestuursrechter op momenten dat de gemeente op een gevoelig punt in het ongelijk wordt gesteld, of wanneer burgers in onze stad bij de bestuursrechter met de gemeente in discussie zijn geraakt en zich daarbij zeer onheus voelen bejegend.
Ik kan mij veel zaken voorstellen waarbij ik als inwoner van deze stad tevreden moet zijn met het optreden van onze gemeentelijke juristen of de door de gemeente aangetrokken externe rechtsgeleerden. Mensen die ten onrechte een uitkering ontvangen, ondernemers die niet leveren wat overeen is gekomen, mensen die hun omgeving door hun optreden of door activiteiten dusdanig belasten dat ze een aantasting vormen op het leefklimaat van hun omgeving – het zijn enkele voorbeelden. En laat ik eerlijk zijn: over de succesverhalen hoor je nooit veel, maar het zijn uiteraard geen idioten die het gemeentelijke rechtens vertegenwoordigen.
Maar er zijn ook andere zaken. Burgers die zich verdedigen tegen ingrepen van de gemeente of tegen door de gemeente gesanctioneerde ontwikkelingen. Vaak liggen die op het vlak van de ruimtelijke ordening, het verkeer en andere zaken die door hun fysieke constantheden aanspreken. Op die punten heb ik menig keer kritiek op de gemeentelijke juristen of ben ik het eens met kritiek die anderen hebben. Het gaat dan veelal om zaken waarbij de gemeente juridisch ongetwijfeld het gelijk aan haar kant heeft, maar waar je als bestuur speelruimte zou kunnen benutten. Verdonkachtig optreden, zal ik maar zeggen.
Ik realiseerde mij dit toen ik deze week in De Volkskrant een artikel las van de Haagse redacteur Hans Wansink. Deze redacteur is zoon van twee juristen en kent de cultuur binnen die kringen dus maar al te goed. Hij omschrijft die als: ‘Ruzie maken, nooit je ongelijk erkennen, nooit op de inhoud ingaan, altijd op de procedure. Je tegenstander (een gesprekspartner is voor een jurist altijd een tegenstander) intimideren met nietszeggende formuleringen……’ Ik herken hierin veel, al zou ik niet willen beweren dat elke jurist in gemeentelijke dienst één op één aan deze beschrijving voldoet.
Ik ben van mening dat een jurist die voor onze gemeentelijke overheid werkt bij zijn indiensttreding een knop moet omzetten. Niet elke burger is een tegenstander, ongelijk erkennen kan vertrouwen in het openbaar bestuur opwekken, het gaat uiteindelijk om de inhoud en niet om de procedures. De overheid is er voor de burger, dus bij een verschil van mening over de juiste toepassing van de regels zou een vertegenwoordiger van onze gemeentelijke overheid vooral moeten zoeken naar de ruimte die er is om het belang van de burger te dienen. Dat daarbij regels niet altijd heilig zijn, zou een jurist in overheidsdienst als een vaststaand feit moeten erkennen.
Uiteraard heeft elke zaak zijn eigen merites. Maar het zou van wijsheid getuigen wanneer een jurist zich, los van het recht, afvraagt welke bijdrage hij kan leveren bij het versterken van het vertrouwen in het openbaar bestuur. Wanneer de burger bij een verschil van inzicht het gevoel overvalt dat hij a-priori als tegenstander van een bureaucratische overheid wordt gezien, dan is er iets mis in de relatie tussen de tot dienen verplichte overheid en de burger die deze overheid ten dienste van de samenleving bekostigt.
Gemeenteraad moet eigen verantwoordelijkheid organiseren
Dinsdag 26 september 2006
De zogenaamde Groene Zoom rondom Hooglanderveen blijft de raadsleden bezighouden. Deze avond komen vertegenwoordigers van alle fracties bijeen om te bezien welke ruimte er nog is om het gevoel van ongenoegen dat bij de meeste Veeners is ontstaan, weg te nemen. Het gesprek vindt plaats aan de hand van een notitie die door Sylvia Kesler is opgesteld, gebruikmakend van de informatie die de raadsleden onlangs tijdens een fietstocht door Vathorst en Hooglanderveen kregen. Tijdens het gesprek blijkt dat de opvattingen binnen de acht fracties vrijwel congruent zijn.
Eigenlijk is er in Hooglanderveen iets gebeurd waar je als raadslid heel blij om had moeten zijn. Niet de raadsleden, maar de belangenvereniging in Hooglanderveen – dus de direct betrokkenen – was bij het overleg met het ontwikkelingsbedrijf de belangrijkste gesprekspartner namens de bevolking. Via persoonlijke contacten en via HIK, het uitvoerig gedocumenteerde maandblad van de belangenvereniging, konden de raadsleden de verrichtingen van de bewoners volgen.
En toch is er iets mis gegaan. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan voor Vathorst heeft de raad ten aanzien van de uitvoering veel verantwoording gelegd bij het college. Daarover zijn we het allen eens: dat vertrouwen is geschaad, de raad heeft zichzelf op te grote afstand gezet. Het gevolg is dat pas in een laat stadium, nadat de bewoners merkten dat hun overleg niet tot het verwachte resultaat leidde, de raadsleden actie zijn gaan ondernemen.
Dat is een les voor de toekomst. Bij nieuwe ontwikkelingen, zoals in Vathorst-West en Vathorst-Noord, moet bij de uitwerking van de plannen een grotere rol voor de gemeenteraad worden bedongen. Alleen daardoor is er een kans om frustraties achteraf te beperken. Dat geldt overigens niet alleen voor de weinige uitbreidingsplannen die nog aan de orde komen, maar zeer zeker ook voor de stadsvernieuwingsplannen. Ook bij de ontwikkelingen in de bestaande stad moeten de raadsleden voorkomen dat zij pas achteraf met problemen worden geconfronteerd en dan hun volksvertegenwoordigende rol niet meer naar behoren kunnen uitvoeren.
Daar hebben de bewoners in Hooglanderveen niet meer zoveel van. Een van de afspraken deze avond is dat de komende weken wordt onderzocht in hoeverre de plannen in Hooglanderveen, en vooral aan de rand van dit dorp, nog kunnen worden aangepast. De marges daarbij zijn gering, dat is in elk geval duidelijk. Feitelijk zijn we enkele jaren te laat. De meeste zaken zijn al vastgelegd in contracten en toezeggingen, wijzigingen kosten de gemeente daardoor veel geld.
Een belangrijke afspraak deze avond is, dat we de bewoners helder moeten zeggen waar het op staat. Geen vage moties waarin inspanningen worden aangekondigd die uiteindelijk toch niet tot resultaten leiden. De politiek moet ook de moed hebben om te zeggen: sorry, we zijn het met u eens, maar we kunnen er niets meer aan veranderen! Uiteraard, waar nog wel iets mogelijk is (bijvoorbeeld rond het Sterrenbos), moet de raad zich maximaal inspannen.
Dat nu nog, na jaren van overleg, plannen kunnen worden aangepast aan de ooit gewekte verwachtingen, dat is een utopie. Maar duidelijk is dat, dualisme en besturen op afstand ten spijt, de raad in de toekomst veel alerter moet zijn en niet te veel verantwoordelijkheden moet afgeven aan het college. Hopelijk houden alle fracties de komende jaren deze opvatting in gedachte. Dat geldt uiteraard ook ten aanzien van het delegeren van verantwoordelijkheden in de richting van bewonersorganisaties. Ook op dat punt is een les geleerd.
Geef een reactie