Een alternatief tegen sluipverkeer in Vathorst
Maandag 19 november 2007
Ruim een week geleden schreef ik over de verkeersproblemen die in Vathorst kunnen ontstaan nadat over ongeveer een jaar de nieuwe aansluiting van de A28 naar Vathorst wordt geopend. Voor het verkeer op de A1 en A28, tussen Amsterdam en Zwolle, ontstaat met de nieuwe aansluiting een sluiproute waarmee verkeersproblemen op het kruispunt Hoevelaken kunnen worden ontweken. Dergelijk sluipverkeer vormt echter een extra belasting voor het lokale verkeer in Vathorst, dat nu op spitstijden al vast begint te lopen.
Een van de lezers van deze site – de heer Schut – kwam met een mogelijke oplossing die ik graag openbaar maak. Zijn idee: stel de nieuwe aansluiting alleen open voor bestemmingsverkeer naar Vathorst. controleer dat met dezelfde techniek die nu wordt gebruikt bij trajectcontroles ten behoeve van snelheidsovertredingen, bijvoorbeeld op de A12 tussen Utrecht en Gouda. Om dit te realiseren, zijn controlepoorten noodzakelijk bij de beide Vathorst-afritten van de A28 en de A1. Door een controletijd van bijvoorbeeld twintig minuten te hanteren, kan worden vastgesteld wie zich wel of niet als bestemmingsverkeer gedraagt.
Ik weet zeker dat talloze verkeersdeskundigen met bezwaren tegen een dergelijke oplossing komen aandragen. De heer Schut stelt zelf ook dat een dergelijke oplossing nog wel op zijn juridische complicaties moet worden onderzocht. Toch lijkt het mij een goede aanzet om eens na te denken over de mogelijkheden die de techniek ons biedt om bestemmingsverkeer en sluipverkeer uit elkaar te houden en sluipverkeer door boeteoplegging te beperken.
Een goede optie is misschien het uitroepen van Vathorst tot proeftuin voor het tegengaan van ongewenst sluipverkeer. Het idee van de heer Schut maakt in elk geval duidelijk dat nadenken over het probleem beter is dan machteloos afwachten op de dingen die gaan komen.
De Bron als een fata morgana in de Vathorst-woestijn
Zaterdag 17 november 2007
‘De Bron wordt het bruisend middelpunt van Vathorst, zo juicht het stedenbouwkundig plan’. Een citaat uit het AC-artikel over het nieuwste onderdeel van Vathorst dat deze week aan de pers werd gepresenteerd: De Bron. Volgens de ontwerpers van De Bron wordt het een wijk ‘die qua maat en schaal humaan is als een middeleeuws stadje.’ Jaja! Ontwerper is Ashok Bhalotra, die ook geestelijk vader was van Kattenbroek en van De Nieuwe Hof in Nieuwland. Het is misschien aardig om zijn vroegere jubelverhalen met de realiteit te vergelijken.
Kattenbroek zou, aldus Ashok Bhalotra, een stadsdeel worden waar reizen en ontdekken centraal zouden staan. Bij de presentatie van Kattenbroek ontbrak het niet aan prachtige woorden. Zo meldde het ontwikkelingsplan Kattenbroek uit juli 1988 dat het nieuwe stadsdeel dynamisch moest zijn. ‘Deze dynamiek, te samen met de dynamiek van de samenleving, moet voortdurend tot uitdrukking komen in de fysieke vorm en inhoud van de stad. Er moet ruimte komen voor veranderingen, aanpassingen, correcties en vernieuwingen.’ En: ‘De stad als metafoor van reizen en thuiskomen, waar vinden van een realiteit het verliezen van een droom is.’ En: ‘Het ontwerp zal niet gebaseerd zijn op hiërarchische ordeningsprincipes maar op het laten groeien van een compositie die een dialoog aangaat met de omgeving. ‘ Of: ‘Het concept Kattenbroek, de confrontatie tussen symbolische en landschappelijke dimensies.’ En nog een: ‘De Ring. De belangrijkste structurerende ruimte in Kattenbroek zal worden gevormd door de ring. Deze heeft enerzijds een pragmatische functie (buurtontsluiting) maar heeft bovenal een sterke symbolische betekenis en is een referentie voor oriëntatie.’
En dat nog vele bladzijden lang! Een oordeel laat ik over aan de bewoners en bezoekers van dit stadsdeel, waarvan het ontwerp gestolen lijkt te zijn uit het oeuvre van de schilder Vasilij Kandinskij (Piccoli Mondi IV, 1922).
Bijna tien jaar later mocht Ashok Bhalotra wederom zijn trukendoos opentrekken, dit keer voor het winkelcentrum De Nieuwe Hof in Nieuwland. Het nieuwe winkelcentrum zou een mediterrane sfeer krijgen. Het binnenplein zou een veilige, besloten ruimte worden met de maten van een schilderachtig Italiaans plein. De blauwe wanden en goudkleurige kolommen zouden de bezoekers in verrukking moeten brengen.
Twee jaar later, in juni 2000, schreef de Amersfoortse Courant over de manco’s van het nieuwe winkelcentrum. Het winkelaanbod was mager en over de bereikbaarheid werd fors geklaagd. Maar vooral de beleving van het droevige centrum leverde veel kritiek op. Dat leverde een betekenisvolle krantenkop op: ‘Je gaat echt niet voor de gezelligheid’
Ashok Bhalotra wil zich in De Bron schijnbaar revancheren. Maar ik geloof hem niet meer, en met mij velen, zo merk ik tijdens talloze bijeenkomsten waar stedenbouwkundigen en architecten elkaar ontmoeten en waar de naam Ashok Bhalotra synoniem staat voor: mooie verhalen, bevlogen presentaties, maar slechte uitvoering waarbij de realiteit nauwelijks spoort met de esoterische gedachten die bij de introductie van plannen ten toon wordt gespreid. Het zijn vooral de projectontwikkelaars die Ashok Bhalotra met liefde omarmen: een man die zo velen enthousiast weet te maken met praktische middelmatigheid – waar vindt je een betere verkoper voor de op de markt weg te zetten projecten!
Dus we krijgen een strandje in De Bron. Op het zuiden gericht, dat wel. Maar omzoomd door appartementengebouwen van zeven en meer verdiepingen hoog. Dat nodigt nu ook weer niet uit voor een gezellig zonnebad – hetzij dat je een groot liefhebber bent van Belgische stranden. En er komen restaurantjes, galeries en noem maar op. Een forse concurrentie dus voor het op ongeveer een kilometer afstand liggende, momenteel in aanbouw zijnde centrum voor Vathorst. Films in de open lucht, een popconcert, roeiwedstrijden (de vrije plas wordt nauwelijks 20 meter lang, dus tijdig remmen), theatervoorstellingen: Amersfoort krijgt er een nieuwe fata morgana bij.
De Bron wordt, aldus de ontwerpers, anders dan de aangrenzende wijk De Velden. Geen wijk met veel bouwstijlen, neen: zeventig procent van de huizen in De Bron wordt opgetrokken in okergele baksteen met een stijl antracietkleurig dak. Een eenheidsworst dus, waarbij de architectonische vrijheid moet schuilen in de details. Nou ja, daar weten onze altijd op maximaal rendement aansturende projectontwikkelaars wel raad mee!
Gelukkig is er geleerd uit het verleden: er wordt bij het ontwerp rekening gehouden met de jongeren van 13 tot 18 jaar. Zij krijgen de beschikking over een ontmoetingsplek van wel 500 vierkante meter – een veldje dus van 20 bij 25 meter waar je met goed fatsoen geen balletje kunt trappen zonder de okergele wanden van de aangrenzende woningen te besmeuren. Maar Ashok Bhalotra is op dat punt wel eerlijk: ‘Als je van een beetje leven in de brouwerij houdt en toch in een mooi nieuwbouwhuis wilt wonen, dan is dit straks de ideale plek’ zo tekent de AC het uit zijn mond op. Ik twijfel daar niet aan.
Na de brand: een rapport dat niet vrolijk maakt
Vrijdag 16 november 2007
Binnen mijn fractie behandelt Kees Kraanen het dossier over de brand in het Armandomuseum. Ik hoef mij dus niet in elk detail te verdiepen, dat laat ik graag aan zijn deskundigheid over. Als het om de veiligheid van gebouwen gaat, weet hij er alles van: het is zijn werk, dus de Burger Partij Amersfoort kan bij de discussie over de fatale brand in de binnenstad dankbaar gebruik maken van zijn kennis en deskundigheid.
Dat betekent natuurlijk niet dat ik zonder mening ben. Hoe meer ik de afgelopen dagen over de brand en het onderzoek daarover lees, zoveel te meer groeit bij mij het onbegrip over veel dingen, evenals mijn ergernis over het optreden van onze burgemeester. En vooral: ik kan mij voorstellen dat menig bewoner in de binnenstad na de teloorgang van de Elleboogkerk en het rapport hierover zich minder veilig voelt.
De grootste blunder die de burgemeester maakte, was het schijnbaar verleggen van schuld van de hulpdiensten naar de burgers die de brand hebben aanschouwd. Wanneer de duizenden inwoners van onze stad die getuigen waren van de brand zich wat minder hadden overgegeven aan hun ordinaire sensatiezucht en zich als geëngageerd burger hadden opgesteld, dan had de kerk er nog gestaan en waren er geen belangrijke cultuurwaarden verloren gegaan. Zo vertaal ik haar woorden in een notendop.
Ik vind dat je als bestuurder – zeker wanneer je de hoogste ambtenaar in deze stad bent – minstens twee keer moet nadenken alvorens je beweert dat alle hulpdiensten volgens het boekje hebben gewerkt maar dat het publiek laks is geweest. Blijkbaar was haar opinie gebaseerd op het logboek van de meldkamer. Dat is link, want we hebben de afgelopen jaren toch al vaker mogen ervaren dat de waarde van een logboek bij een meldkamer ook maar van relatieve waarde is. De discrepanties die waren te ontwaren tussen de gegevens van de politie over klachtenmeldingen bijvoorbeeld uit de omgeving van de Stovestraat of de Kleine Haag en de waarnemingen van de betrokkenen zelf, moeten een mens voorzichtig maken.
Al eer het onderzoek verscheen, was duidelijk dat mensen zich al veel vroeger zorgen maakten dan uit het bij het onderzoek gehanteerde logboek is op te maken. Op z’n minst had onze burgemeester moeten doorzien dat een rapport dat binnen twee weken op tafel ligt, nauwelijks gestoeld kan zijn op een uitgebreid feitenonderzoek, anders dan dat wat bij officiële hulpdiensten voorhanden is. Voor mij telt het – niet bij het onderzoek betrokken – relaas van burgers die schijnbaar tevergeefs belden zeker zo zwaar als de waarnemingen van de onderzoekers die geen contact met vele omwonenden hebben kunnen leggen.
Overigens heeft de brand en het hele gedoe rondom de meldingen mij in mijn opvatting gesterkt dat de voortgaande schaalvergroting en centralisatie binnen de hulpdiensten geen garantie is dat hulp sneller en adequater ter plaatse is – integendeel. Schaalvergroting is prachtig voor het management van politie en brandweer en voor hun bestuurders. Echter, het gevaar van toenemende bureaucratie en een te grote afstand (fysiek en mentaal) tussen mensen die in Utrecht een meldkamer bemannen en de om hulp vragende burgers in onze stad is grotesk aanwezig en heeft misschien bij de brand in het Armandomuseum ook een rol gespeeld.
Het rapport – waarvan ik uiteraard kennis heb genomen – roept nog talloze vragen op. Niet over de persoonlijke inzet van brandweerlieden en veiligheidspersoneel, maar vooral over de organisatie. En daar is onze burgemeester voor verantwoordelijk. Maar op deze punten ga ik niet in, dat is een zaak voor mijn fractiegenoot Kees Kraanen. Waarschijnlijk komt hij tot de conclusie dat het rapport op zich niet eens zo slecht is, maar dat het vooral gaat om al datgene dat er niét in staat.
Even pauze
Donderdag 15 november 2007
Een vervelende rugblessure en het feit dat ik ondanks dat een aantal verplichtingen moest nakomen, leidden er toe dat ik enkele dagen mijn pc nauwelijks heb bekeken. De raadsvergadering van 13 november mocht ik niet meebeleven (door een verplichting, niet door mijn rug!), maar ik heb mij uiteraard wel laten informeren. Daarbij viel mij in elk geval één punt op.
Dinsdagmiddag belden twee journalisten mij over de voor de volgende ochtend aangekondigde persconferentie over het onderzoek naar de brand in het Armandomuseum. Ik was niet het enige raadslid dat werd gebeld, maar net als de collega’s kon ik geen zinnig woord over de persconferentie zeggen. Niet omdat ik stukken had ontvangen onder strikte embargo (was dat maar zo), maar omdat de raad tot dinsdagavond formeel niets wist over het feit dat het betreffende rapport gereed was, laat staan dat de aangekondigde persconferentie bekend was.
Van mijn fractiegenoten hoorde ik dat in de raad, naar aanleiding van de vragen uit de richting van de media, om informatie is gevraagd. Dit kon niet worden gegeven omdat de stukken nog niet beschikbaar waren, zo deelde de voorzitter mee. Vreemd, want een van de weekbladen ging op zijn website al op het onderwerp in. En wie op de hoogte is van de gebruikelijke sluitingstijden bij de verschillende media en het tijdstip van publicatie daarmee vergeleek, kon niet meer doen dan zich verbazen.
Ik vind dat de burgemeester op de betreffende dinsdagavond, na afloop van de behandeling van de begroting, de raad tijdens een informeel half uurtje op de hoogte had moeten stellen van het rapport en een exemplaar daarvan (uiteraard onder embargo) onder de raadsleden had moeten verspreiden. De borrel en de hapjes aan het einde van de begrotingsbehandeling hadden wel even kunnen wachten.
Ik vraag mij af of deze gang van zaken typerend kan worden genoemd voor de mentaliteit die er leeft binnen de ambtelijke top (burgemeester en secretaris) op ons stadhuis. Er is al vaker geklaagd dat raadsleden menig keer via de media moeten ervaren wat er vanuit het stadhuis wordt ondernomen of wordt gesteld. En onder de vele tientallen communicatiemedewerkers die onze stadhuisorganisatie rijk is en die beter zouden moeten weten, heerst schijnbaar ook het ‘ons-kent-ons-en-de-raad-is-alleen-maar-dom-en-lastig’-sfeertje.
Iets om op terug te komen.
Geef een reactie