De onzin van de waterschapverkiezingen
Vrijdag 14 november 2008
Vandaag ontving ik mijn stembiljet voor de waterschapsverkiezingen. Politieke partijen die zich verdingen om in het bestuur van het waterschap zitting te mogen nemen. Dat is net zoiets als de GGD die zich meld om een stoeptegel recht te leggen.
Voor mij is het waterschap op de eerste plaats een technisch beheersapparaat. Wat moet ik mij er bij voorstellen wanneer politieke partijen zich met de waterschapszaken gaan bemoeien? Gaat de PvdA zich inzetten voor uitbreiden van de waterschapstaken? Of gaat de VVD pleiten voor verregaande deregulering binnen het waterschapsgebeuren? Mag er van de CU en de SGP op zondag niet meer worden gemalen? En gaat Water Natuurlijk – waarbinnen ik enkele GL- en D66-leden ontwaar – zich inzetten voor een gekozen Dijkgraaf?
Ik heb in principe niets tegen een gedemocratiseerde vorm van organen die het publieke domein raken. Maar laten we ons dan eerst eens druk gaan maken over het kiezen van de burgemeesters en de provinciale Commissarissen. Of laten we eens een discussie openen waarom de leden van de Eerste Kamer op getrapte wijze moeten worden benoemd. Het waterschap mag wat mij betreft net zo goed worden aangestuurd vanuit Rijkswaterstaat. Politieke beslissingen, zoals het vaststellen van de waterschapsbelasting, zou een taak kunnen worden van een van de bestaande politieke vertegenwoordigingen.
Sommigen mensen bepleiten de waterschappen onder te brengen binnen de provinciale organisatie. Op zich geen slecht idee, ware het niet dat het provinciaal bestuur ook een fossiele organisatie is dat nog nauwelijks enige maatschappelijke steun of aandacht geniet. Typerend in dat licht is het interview in de Volkskrant deze week met het Utrechtse statenlid Bas Nugteren, fractievoorzitter van Groen Links.
Over de rol van de gekozen staten merkt hij onder meer op: ‘Wij als Provinciale Staten werden met voldongen feiten geconfronteerd: we hadden geen zeggenschap. De openbare controle is verschrikkelijk weggeorganiseerd door deze manier van besturen.’ en ‘Voor de partijen van de eeuwige coalitie, de PvdA, het CDA en de VVD, beperkte die politieke taak zich veelal tot het af en toe een beleefde vraag stellen.’. Of, bij grote vraagstukken zoals de kwaliteit van het Groene Hart: ‘De democratische controle is nul komma nul. We worden twee keer per jaar over de stand van zaken van het urgentieprogramma geïnformeerd. Ambtelijk is alles dan al lang beklonken.’
Ik vermoed dat het met de zogenaamde democratie binnen het waterschapbestuur niet veel beter zal gaan.
Het College durft de waarheid niet te vertellen
Donderdag 13 november 2008
Het is alweer zo’n vijf weken geleden dat ik schriftelijke vragen stelde over de voortgang van de ontwikkeling van het Eemplein. De termijn waarbinnen deze vragen moesten worden beantwoord is intussen al ruimschoots verstreken, maar enig antwoord is nog niet in zicht.
Eigenlijk verbaasd mij dat niet, want een eerlijk antwoord op mijn vragen zal tevens het demasqué vormen voor de ambities die het gemeentebestuur met het Eemplein heeft. Het gaat er steeds meer naar uitzien dat de realisering van het Eemplein voorlopig in de ijskast is beland. Via bronnen buiten het stadhuis heb ik te horen gekregen dat de private ontwikkelaar voor het Eemplein is geconfronteerd met een investeringsstop. De oorzaak laat zich raden: de sombere economische vooruitzichten en de problemen binnen de financiële markten.
Er ontstaat daardoor een probleem voor het Eemhuis, het gemeentelijke aandeel in de ontwikkeling van het Eemplein. Voor de gemeente is de financiering van dit deel nog wel te organiseren, maar het Eemhuis is nauw verweven met de ontwikkeling van de rest van het Eemplein. Niet voor niets heeft de gemeenteraad in het verleden als eis gesteld dat de ontwikkeling van het gemeentelijke deel en van het commerciële deel van het Eemplein gelijktijdig moet plaatsvinden. Hiermee moet worden voorkomen dat het Eemhuis midden in een zandvlakte komt te staan, het pretentievolle plein waaraan het zou komen te liggen niet kan worden aangelegd en het Eemhuis over een aantal jaren onbereikbaar wordt door de in de toekomst toch nog wel te verwachten bouwactiviteiten in dat gebied.
Er zijn meer vragen die ik heb gesteld en waarmee het College het moeilijk blijkt te hebben. Neem de vragen over de ontwikkeling van het kantorenpark Podium bij het Vathorster station. Er staat tot nog toe één kantoorgebouw, maar de ontwikkeling van dit gebied had al voor meer dan de helft in volle gang moeten zijn. Het probleem is dat de ontwikkeling van Podium een samenwerkingsconstructie is waarbinnen de gemeente risicodragende partner is. Het moment waarop de door de gemeente gecalculeerde winst is opgesoupeerd door de oplopende renteverliezen nadert met forse schreden. Daarover wilde ik met mijn vragen gedetailleerde helderheid krijgen (de raad is het controlerend orgaan van het College), maar het verbaast mij niet dat de beantwoording zolang uitblijft.
Toch zal het College spoedig met de antwoorden over de brug moeten komen. Het zal wel weer zo gaan als vaker: eerst belegt het college een persbijeenkomst waarin het nodige wordt verricht voor het oppoetsen van het eigen imago, uiteraard zonder de aanleiding (de schriftelijke vragen) te vermelden. Om vervolgens de vragen op ontwijkende en onvolledige wijze af te doen.
Een derde zaak die al veel te lang ligt, betreft de schriftelijke vragen over hondenkennel bij Zielhorst. Drie jaar lang gedoogt het College stilzwijgend een hondenkennel in een voor kantorenbouw bestemd gebied. Klachten van omwonenden worden niet beantwoord of gefrustreerd. Dat de clandestiene kennel op een terrein ligt dat toebehoord aan de firma Smink, mag hieraan niet vreemd zijn (zie ook het gedoe rondom de manege aan de Bunscheterstraat).
In mijn vragen vroeg ik om opheldering en maatregelen tegen het clandestien gebruik van het terrein. In plaats van het geven van antwoorden, heeft het College een procedure in gang gezet om de jarenlange wetsovertreding alsnog te legaliseren.
Het is in onze stad altijd het zelfde liedje: daar waar de firma Smink in het geding is, trekt de burger altijd aan het kortste einde. Ik wacht op de klokkenluider die mij dat eens nader kan verklaren.
Geef een reactie