De macht van de overheid
Vrijdag 31 juli 2009
Bij conflicten met de overheid delven burgers in meer dan tachtig procent het onderspit. Oorzaak: de burgers onderschatten de overheid die over goed (met overheidsgeld) betaalde juristen beschikt. Veel burgers die in beroep gaan tegen maatregelen van de overheid doen dit omdat ze overheidsmaatregelen onrechtvaardig vinden. De meeste conflicten die burgers met hun overheid hebben worden veroorzaakt door de bureaucratie en de onnavolgbaarheid van overheidsbesluiten. Aldus een onderzoek dat is uitgevoerd door DAS, het juridisch bureau dat zaken binnen rechtsbijstandverzekeringen uitvoert.
Het onderzoek bevestigt een waarneming die ik al vaker heb gedaan. Het gemeentebestuur schrikt er vrijwel nooit voor terug om juridisch ongeschoolde burgers met de zwaarste wapens aan te pakken. Dat houdt in dat de gemeente, wanneer zij bij een eerste rechtsgang in het ongelijk wordt gesteld, in beroep gaat, als het moet tot het hoogste rechtscollege in ons land. Dat kan een gemeentebestuur makkelijk doen, want in tegenstelling tot veel burgers kan er voor het voeren van rechtsprocessen uit een beurs zonder bodem worden geplukt. Die uiteraard mede door de klagende burger is gevuld.
De schande van onze stadscamping
Donderdag 30 juli 2009
Amersfoort heeft een stadscamping, aan de BW-laan in Bokkeduinen. Sinds de camping, ruim tien jaar geleden, werd geprivatiseerd, is er eigenlijk alleen maar gedonder geweest. Ik kan mij nog het eerste rapport van de Rekenkamer herinneren; dat ging over de privatisering van de camping. Uit het onderzoek bleek dat allerlei verschillende afdelingen binnen de gemeente voor het gebeuren rondom de camping verantwoordelijk waren, dus uiteindelijk eigenlijk niemand. Dossiers waren zoek, en wat er wel was, bevond zich over verschillende afdelingen verspreid. Men deed maar wat, en als er werd opgetreden dan was dat vaak tegen de verkeerde mensen, de werkelijk verantwoordelijken wisten steeds de dans te ontlopen.
Dat blijkt maar weer eens uit een uitgebreid artikel dat de Amersfoortse Courant deze dag aan de stadscamping weidde. De camping is nog steeds een rommeltje, ondanks het feit dat de nieuwe beheerster vol goede moed probeert er nog iets van te maken. Maar nog steeds woont op de camping een groep mensen die er niet horen: daklozen, zwervers, verslaafden. En wat in het artikel nog eens naar voren komt: het is het gemeentebestuur zelf dat voor de absurde gang van zaken op de stadscamping verantwoordelijk is. Immers, het waren de Sociale Dienst en organisaties voor drugshulpverlening en dergelijke die steeds weer totaal-aso’s op de camping onderbracht.
Het gemeentebestuur heeft de campingbeheerster opdracht gegeven het terrein een meer toeristisch karakter te geven. De Amersfoortse Courant sprak enkele van de weinige toeristen die –nietsvermoedend – zich als gast op onze stadscamping hebben ingeschreven. Van het relaas wordt je niet vrolijk. De huidige camping is het slechtste visitekaartje dat je als gastheer aan bezoekers in onze stad kunt uitdelen. Schijnbaar heeft niemand op het stadhuis zich gerealiseerd dat je het campingterrein eerst moet opknappen en lieden die er niet thuishoren het ga-uit moet geven, alvorens je besluit het toeristische karakter te versterken.
Voor de BPA-fractie is alles wat er plaatsvindt niet verrassend. In april stelden we, na aanleiding van klachten die we ontvingen en na een zelf uitgevoerd onderzoek, vragen aan het college. Zoals gewoonlijk werd er, na twee maanden wachten, weer ontwijkend geantwoord en verschool het college zich achter formele opmerkingen om zich daarmee aan zijn verantwoordelijkheid te onttrekken. Bij mij leeft het gevoel dat noch de wethouder voor Recreatie, driftkikkertje Kruijt, noch de wijkwethouder (waarschijnlijk wethouder Eerdmans, die intussen haar heil elders heeft gezocht) ooit zelf poolshoogte zijn gaan nemen. En zoals gebruikelijk: de antwoorden op onze vragen werden natuurlijk binnen de ambtelijke organisatie voorbereid, waarschijnlijk door dezelfde ambtenaren die direct of indirect als veroorzaker van het probleem mogen worden aangezien. Wie kan zich verbazen dat de antwoorden dus van Kafkaiaans onbenul getuigden.
Eigenlijk wilde we als fractie de zaak na het zomerreces aan de orde stellen. De publicatie van vandaag creëerde echter een actueel moment om opnieuw schriftelijke vragen te stellen. We vragen het college onder meer om eindelijk eens tot actie over te gaan en te zorgen dat we eindelijk weer eens een stadscamping krijgen waarvoor je je als burger in deze stad niet voor hoeft te generen. Op de wijze waarop het college tot nog toe met haar verantwoordelijkheid is omgegaan, komen we later nog terug.
Leven we in een toeschouwersdemocratie?
Woensdag 29 juli 2009
We leven in een democratie. Heel wat bestuurders, met name van de gevestigde partijen, roepen dit bij herhaling. Ze gebruiken de verwijzing naar onze democratie om hun beleid, ook indien dat nauwelijks enig maatschappelijk draagvlak heeft, te rechtvaardigen. Maar is dat wel zo?
Die vraag kwam weer bij mij op toen ik deze week een column las van Hans-Ulrich Jörges, chef van de parlementaire redactie van het weekblad Stern. Onder de titel ‘Das entmündigte Volk’ maakte hij deze week in Stern brandhout van alle Duitse politici die zich beroepen op een democratische samenleving, die in de praktijk helemaal niet democratisch is. Zijn waarnemingen en ervaringen binnen de Duitse politiek had hij op vrijwel gelijke wijze in ons land kunnen opdoen.
Eerst wat getallen uit een Forsa-onderzoek. Slechts vijf procent van de Duitsers geloven nog dat zij door het uitbrengen van een stem de politieke gebeurtenissen in hun land kunnen beïnvloeden. Driekwart van de Duitsers zijn er van overtuigt dat de politiek op geen enkele wijze rekening houdt met de belangen van de burgers. De burgers voelen zich van hun rechten beroofd en is dat feitelijk ook, aldus Hans-Ulrich Jörgens. Een groot deel van de besluitvorming wordt door functionarissen beoefend die niets eens door het volk zijn gekozen: de staatspresident (bij ons: het beërfde staatshoofd), de Kanzler (bij ons: de premier), de Bundesrat (bij ons: Eerste Kamer) allerlei overlegorganen (bij ons: de SER en dergelijke) enzovoort. Het parlement is er alleen nog voor het formele afzegenen van beslissingen die elders zijn voorgekookt.
Jörgens citeert de president van het Bundesverfassungsgericht, het hoogste rechtelijke orgaan in Duitsland. Deze stelde vast dat Duitsland lijdt onder ‘Entparlamentiserung’. De Bundestag (bij ons: Tweede Kamer) is in wezen ‘kaltgestellt’. Feitelijk heeft Duitsland alleen nog maar een ‘toeschouwersdemocratie’, aldus Jörgens. En in de gevallen waar de burger via een referendum zelf zijn stem mag laten horen, wordt zijn stem ongeldig verklaard omdat er minder dan 25 procent van de kiezers komt opdagen. En dat, aldus Jörgens, terwijl de SPD en de CDU voor zichzelf een dergelijke horde niet hanteren en bij de laatste verkiezingen niet eens meer kiezers achter zich kregen dan bij zogenaamd ongeldige referenda.
Allereerst: Stern is een weekblad met een miljoenenoplage en kan beslist niet links worden genoemd, hooguit links-liberaal. Ten tweede: in Duitsland wordt, na twee dictaturen in de vorige eeuw, veel intensiever over democratie gepraat en worden misstanden veel duidelijker aan de kaak gesteld dan wij in ons land gewend zijn. Hans-Ulrich Jörgens constateert dat de Duitse burger door zijn bestuur wordt bedrogen, en dat onder de dekmantel van een formele democratie. Ik huldig de opvatting dat het in ons land niet beter is!
Parkeren en het Eemplein
Dinsdag 28 juli 2009
De gemeenteraad moet de komende maanden uitspraken doen over de verdere voortgang bij de ontwikkeling van het Eemplein. Ik durf de bewering aan dat het nog jaren zal duren voordat er een eerste paal voor dit centrum wordt geslagen. En dan bedoel ik een echte eerste paal, geen symbolische handeling die met het oog gericht op de komende verkiezingen wordt gecelebreerd. Ik zal mijn vermoedens niet onderbouwen, want dan moet ik onder meer teruggrijpen op informatie die mij als raadslid in vertrouwen beschikbaar is gesteld. Maar hoe dan ook, we gaan een discussie voeren die zich over langere tijd kan gaan voortslepen.
Een van de onderwerpen die bij deze discussie een rol speelt, is het parkeerbeleid op en rondom het Eemplein. Kort gesteld kan worden opgemerkt: er wordt getracht het aantal ‘dure’ ondergrondse parkeerplaatsen in het Eemcentrum zo klein mogelijk te houden. De problemen die daardoor ontstaan worden naar de omgeving verlegd, niet alleen in de vorm van extra overlast maar ook door beperkingen op plekken waar dat bij een goed parkeerbeleid helemaal niet aan de orde hoeft te zijn. Om het aantal parkeerplaatsen te beperken, wordt er kwistig met drogredeneringen rondgestrooid.
Een daarvan betreft het aantal parkeerplaatsen dat volgens de bouwverordening binnen het project Eemplein moet worden gerealiseerd. Het college wil deze normen niet hanteren en beroept zich daarbij op een ontheffing op basis van een Milieueffectrapportage (mer) die in het kader van het bestemmingsplan is opgesteld. Hoe de uitgangspunten voor deze mer tot stand zijn gekomen, ontrekt zich aan mijn waarneming, maar wanneer het resultaat van deze mer is dat er minder plaatsen nodig zijn dan volgens het bouwbesluit noodzakelijk zou zijn, dan stinkt het ergens op een verschrikkelijke manier.
Er staat ons overigens wel een aardige discussie te wachten. Het bestemmingsplan moet worden aangepast, waarbij ook de waarde van de verouderde mer aan de orde komt. En er moeten, door wijzigingen in de plannen, nieuwe bouwvergunningen worden afgegeven. Die moeten dan wel stroken met het, door de raad nog te wijzigen, bestemmingsplan. Nu ik heb gelezen welke voorwaarden de projectontwikkelaar heeft gesteld ten aanzien van het parkeerbeleid in en rondom het Eemplein, is er alle reden om een nieuwe, goed onderbouwde discussie over het parkeerbeleid te voeren.
Het antwoord dat ik op schriftelijke vragen, die over het aantal parkeerplaatsen onder het Eemplein stelde, biedt meer dan genoeg stof voor een nieuwe discussie. In elk geval weet ik dat zich binnen de groep van belangstellenden voor deze discussie ook beoogde huurders van winkels in het Eemplein bevinden. Ook die hebben belang bij het realiseren van voldoende parkeerplaatsen en zullen hun – noodzakelijkerwijze opnieuw te nemen – beslissing over wel of geen vestiging in het Eemplein ook van zaken als parkeervoorzieningen laten afhangen. Dat maakt de discussie extra pikant!
Declaratiegedrag
Maandag 27 juli 2009
Guido de Wijs besteedde in zijn AC-column van afgelopen zaterdag aandacht aan het declaratiegedrag van gemeentebesturen. Hij kraakt een aantal harde noten over figuren zoals de Utrechtse burgemeester Aleid Wolfsen die zich, aangesproken op hun gedrag, verweren door een aanval te openen op de media die hun alleszins laakbaar gedrag aan de kaak hebben gesteld.
Maar bij ons in de stad gaat alles goed, constateert hij. Nu moet ik zeggen dat de lijst van declaraties die het college, op verzoek van een van de landelijke actualiteitenrubrieken, openbaar heeft gemaakt, mij ook geen rode konen heeft opgeleverd. Ik zou mij overigens verbaasd hebben indien dat wel het geval zou zijn geweest. Immers, indien het binnen ons college bij het declareren echt de spuigaten uit zo zijn gelopen, dan hoeft dat uit de gepubliceerde lijst niet tot uiting te komen. We weten alleen wat er wel in de opsomming staat, niet wat er in mist.
Voor alle duidelijkheid, ik heb geen verdenkingen, dus kan mij er eigenlijk niet over opwinden. Maar ik hecht weinig aan de lijst, zolang die op verzoek van een actualiteitenrubriek wordt opgevraagd. Ik zou pas echt rechtop gaan zitten als een accountant er zijn handtekening onder zou zetten. In elk geval is de lijst die ons college publiceerde zo uitgebreid, dat heel gemakkelijk de indruk kan ontstaan dat deze ook volledig is. En die zekerheid heb ik niet.
Zand er over en verder leven, zou het devies kunnen zijn. Maar de duivel steekt in het laatste deel van de column van Guido de Wijs. Daar grijpt hij terug op een opmerking van de collegewoordvoerder Wiersma. Die heeft bij voorbaat laten weten dat onterecht gedeclareerde uitgaven worden terugbetaald. Ja, wat nou? Waarom zou je als college onterecht gedeclareerde uitgaven terugbetalen indien je tevens de indruk probeert te wekken dat alles binnen ons college naar eer en geweten is verlopen? Is er dan toch wel iets aan de hand?
Vragen bij communicatiebeleid blijven bestaan
Vrijdag 24 juli 2009
Begin deze maand stelde ik schriftelijke vragen over het communicatiebeleid in onze stad. Directe aanleiding was het boek ‘De communicatieoorlog’ van GPD-redacteur Frits Bloemendaal. Die constateerde dat de afgelopen jaren overheidscommunicatie steeds meer een doel dan een middel lijkt te zijn en dat, gesteund door steeds royalere budgetten en sterk uitdijende communicatieafdelingen, de media en het publiek in toenemende mate worden gemanipuleerd. Ik beperk mij tot deze beknopte samenvatting.
In elk geval dacht ik: dat zal wel niet alleen in Den Haag en de grotere steden zijn, maar zou in ons eigen Veluwedorp net zo goed kunnen plaatsvinden. Ik spreek wel eens journalisten, niet alleen de plaatselijke, en maak uit gesprekken met hen op dat het afschermen van collegeleden, het sturende vermogen bij informatie en het tactisch plannen van minder goed nieuws ook in Amersfoort niet ongebruikelijk is.
Laat ik eerlijk zijn: ik verwachtte geen antwoord waarin zou worden toegegeven dat wat Frits Bloemendaal in zijn boek schreef, ook in onze stad gang en gave is. Had het college – ingefluisterd door zijn communicatiemedewerkers – meegedeeld dat dat wél zo is, dan was dat tevens het bewijs geweest dat het bij ons in Amersfoort nog wel meevalt, hoe paradoxaal dat ook klinkt. Ik stel eerder dat het feit dat er wordt ontkent, op zichzelf niet inhoudt dat het dan dus ook niet gebeurt. Alleen al het feit dat de vragen met ongebruikelijke snelheid (dertien dagen!) werden beantwoord, maakt mij duidelijk dat de communicatiemachine binnen ons stadhuis adequaat is georganiseerd. En dat geeft mij te denken!
Interessant was de opsomming van het college over de feitelijke situatie binnen het Amersfoortse communicatiebeleid. Bij het lezen daarvan voelde ik mij als een agnost die de bijbel leest. Dat er bijna 25 ambtenaren ten stadhuize zich specifiek ‘communicatiemedewerker(ster)’ mag noemen, naast de velen die uit de aard van hun werk ook voor- of toelichtende taken vervullen, verraste mij niet zozeer. Het bevestigde eerder de situatie die ik de laatste jaren in toenemende mate waarneem. En daar voel ik mij noch als burger in deze stad noch als lid van de gemeenteraad lang niet altijd prettig bij!
Geef een reactie