Maandag 14 juli 2003
Op 28 augustus vergadert de raadscommissie bestuurlijke zaken over het aanbestedingsbeleid binnen de gemeente. Die datum lijkt ver weg, maar om een dergelijk punt goed te behandelen, moet je tijdig over de noodzakelijke informatie beschikken. Tot nog toe is vanuit de griffie alleen maar meegedeeld dat de – extra – vergadering plaatsvindt en dat onder meer het inkoop- en aanbestedingsbeleid aan de orde komt. Het punt komt op de agenda op verzoek van Koos Voogd van de VVD-fractie, die zich al langere tijd met dit onderwerp bezighoudt.
Enkele maanden geleden stond het punt ook al op de agenda. Er kwamen liefst drie ambtenaren die, met PowerPoint ondersteunde, inleidingen over dit onderwerp hielden. Toen zij hun verhaal hadden gehouden, had een aantal commissieleden het gevoel dat er wel veel was toegelicht, maar dat de essentie van het aanbestedingsbeleid niet aan de orde was gekomen. Daarom staat het dus weer aan op de agenda.
Over het aanbestedingsbeleid binnen gemeenten is de afgelopen tijd veel geschreven. Daarbij komt één ding steeds naar voren: het gebeurt knullig, openbare aanbesteding vindt nauwelijks plaats en de aannemers spinnen wol bij de wijze waarop de opdrachtverlening van openbare werken plaatsvindt. Er wordt door gemeenten een groot aantal argumenten naar voren gebracht waarom er zo weinig openbaar wordt aanbesteed. Maar het gevolg is dat het financiële reilen en zeilen tussen overheid en aannemers ondoorzichtig is en ambtenaren het gevaar lopen dat hun integriteit onder druk komt te staan. Er zijn overigens tientallen gevallen boven tafel gekomen waarbij de relatie tussen ambtenaren en bedrijven dusdanige vormen had aangenomen dat van integriteit nog nauwelijks sprake was.
Het gaat bij aanbestedingsbeleid niet alleen om integriteit, maar ook om de omvang van de uitgaven van de gemeenten. Limburg stond zo’n tien jaar geleden in de aandacht door allerlei gesjoemel tussen besturen, ambtenaren en aannemers. Uit het onderzoek van de enquêtecommissie uit de Tweede kamer is gebleken dat het zuiden van het land helemaal niet uniek is op dit gebied. In elk geval was het gesjoemel in het zuiden voor het gemeentebestuur van Maastricht aanleiding om voortaan bij voorbaat openbaar aan te besteden en meer aandacht te besteden aan de integriteit van ambtenaren en bestuur. Wat bleek: vanaf 1993, toen openbaar aanbesteden regel werd, bleken werken in doorsnee twintig procent goedkoper te kunnen worden uitgevoerd dan in de voorafgaande periode. Daardoor gaf Maastricht in de periode 1993 tot 2000 bijvoorbeeld voor wegen 14,6 miljoen euro minder uit dan geraamd.
In Amersfoort lijkt openbaar aanbesteden ook geen populaire cultuur te zijn. Ter voorbereiding op de commissievergadering heb ik daarom het college gevraagd om voor de raadsleden een overzicht te verstrekken van de opdrachtverstrekking van alle openbare werken die volgens de directieraming 100.000 euro of meer zouden kosten, gedurende de periode 1998 tot en met 2002. Ik heb een voorbeeld gegeven van de soort van informatie die ik daarbij relevant vind.
Ook heb ik om informatie over het integriteitbeleid in onze gemeente gevraagd. Uit publicaties heb ik begrepen dat maar drie steden in ons land daar serieus mee bezig zijn. Amersfoort behoort niet tot die drie!
Zondag 13 juli 2003
De vakantietijd is een goede periode om zaken aan te pakken die aandacht en tijd vergen, waaraan op andere momenten onvoldoende voorrang wordt gegeven. Zo een punt is de samenwerking tussen de stadspartijen. Een artikel dat ik daarover enkele maanden geleden voor de forumpagina van de Amersfoortse Courant schreef, leverde heel wat reacties op, ook onverwachte.
De intentie uitspreken is makkelijk gedaan, maar het realiseren daarvan is een veel taaiere zaak. Een van de uitwerkingen is dat Leefbaar Amersfoort en de Burgerpartij pogen om bij punten in commissievergaderingen met één woordvoerder naar voren te komen. Dat lukt lang niet altijd, wat een indicatie is voor de afstand tussen goede wil en praktische uitvoering. Intussen ligt er voor de drie fracties een concept voor spelregels bij samenwerking. Deze spelregels gaan verder dan alleen maar het woordvoerderschap in commissies. Leefbaar Amersfoort en Hart van Amersfoort hebben grotendeels overeenstemming over de spelregels, maar het interne beraad hierover binnen de Burgerpartij zal nog zeker wel deze vakantieperiode duren.
Nu het op daden aankomt, komt ook de pijn naar boven. Samenwerken tussen partijen is als in een huwelijk: je wint er wat mee, maar je moet er ook iets voor opgeven. Dat iets betreft bijvoorbeeld de eigen identiteit. Samenwerking betekent dat je als lid van en fractie niet meer elke bijdrage kan aanvangen met: ‘Wij van de …..partij’. Bestaande namen en initiatieven moeten worden opgegeven voor een gezamenlijke noemer. Er moet meer overleg plaatsvinden over de presentatie naar buiten. Daarbij komen vragen aan de orde zoals: is elke schriftelijke vraag een zinvol initiatief of kan je je volksvertegenwoordigende doel ook langs andere weg realiseren. Kortweg, bij samenwerking staan ego’s op het spel.
Eind deze zomer moet in elk geval meer duidelijkheid bestaan over de bereidheid tot aanpassingen binnen partijen die hebben geroepen dat zij meer willen samenwerken. Ik heb daar zelf ook wel eens moeite mee en begrijp daarom de problemen die anderen hebben bij het inleveren van een stukje eigen cultuur om samen aan een nieuwe politieke cultuur te kunnen werken. Maar voor mij leeft nog steeds de overtuiging dat partijen die wars zijn van historische bindingen of deze ter discussie willen stellen, en die programmatisch elkaar op erg veel punten tegenkomen, versnippering moeten zien te voorkomen. Daar is de kiezer mee gediend en het vergemakkelijkt het werk van gemeenteraadsleden die nu met regelmaat het nieuwe wiel presenteren, dat door andere al lang was uitgevonden.
Laten we het zo zeggen: we zijn op vrijersvoeten, waarbij moet blijken of de bruid echt de schoonheid bezit die ze bij de eerste ontmoeting uitstraalde. En net zoals in het gewone leven: er bestaat geen ideaal huwelijk en er lopen meer schoonheden rond op de bruidsmarkt dan je oorspronkelijk dacht te weten.
Zaterdag 12 juli 2003
De NVM-bedrijvenmakelaars presenteerden – net als de woningmakelaars eerder deden – de afgelopen dagen hun visie op de markt van het onroerend goed. In dit geval ging het dus om kantoren, winkels en bedrijfshallen. Bij de woningmarkt heerst nog steeds een gematigd vertrouwen, met de gedachte dat het niet meer zo halleluja gaat als enkele jaren geleden, maar dat er in feite een gezondere situatie is ontstaan. In de bedrijvensector ligt het anders: daar luidde de noodklok al en lijkt iedereen weer verrast te zijn door de reeds decennialang bekende ‘varkenscyclus’ in deze branche. Het gaat nu niet zo goed, maar het zal over enige tijd wel weer beter gaan. En als het dan weer beter gaat, gaat het enkele jaren daarna weer minder goed!
Er zijn er maar weinig die kantoren durven te ontwikkelen tegen het einde van een wat minder goede tijd in de kantorenmarkt. En als goede tijden ten einde lopen, blijken er ineens velen bezig te zijn met het ontwikkelen van prachtige plannen waarvoor ineens geen belangstelling meer blijkt te bestaan. Verstandige mensen houden daar rekening mee, maar als er kans is op een aardig rendement blijkt de emotie het vaak te winnen van het verstand.
Het zou kunnen zijn – de NVM is terecht voorzichtig met te boute voorspellingen – dat over vijf jaar de kantorenmarkt weer aantrekt en er een einde in zicht komt voor de nu nog steeds oplopende leegstand. Deze voorzichtige veronderstelling klinkt al positiever dan de opmerkingen van het Nyfar, de alternatieve wetenschappelijke tegenhanger van het CBS. In een recent rapport kwam naar voren dat de leegstaande kantoren die er nu al zijn, opgeteld met dat wat nog in aanbouw is, voldoende ruimte bieden om de komende tien jaren aan de behoefte naar kantoorruimte te voldoen. Goed, als over enkele jaren de economie weer wat aantrekt is er enige behoefte aan vervangende ruimte, omdat kantoren nu eenmaal verouderen. Maar dan praat je over enkele tienduizenden vierkante meters per jaar, en niet meer.
En waarom beziet een Amersfoorts gemeenteraadslid dat alles met enige zorg. Omdat ons gemeentebestuur enkele jaren gelden, in de hoogtij van de gebruikelijke varkenscyclus, projectontwikkelaar wilde spelen. De gemeente is een pps-constructie aangegaan voor de ontwikkeling van de kantorenlocatie Podium bij Vathorst. Daar moet 150.000 vierkante meter kantoorruimte komen, en dat is niet niks!
Oké, we delen het risico met Heijmans Vastgoed en de ING-Bank. Maar ja, die verdienen sowieso aan het project: de ING-Bank heeft het exclusieve recht op de financiering en Heijmans mag zijn bouwcolonne inzetten. Amersfoort mag alleen maar delen in de winst, en natuurlijk ook in het eventuele verlies. En met het inzakken van de kantorenmarkt lijkt dat laatste het meest waarschijnlijke.
Zolang het kantorencomplex Podium niet wordt ontwikkeld, kost dat de gemeente zo’n 170.000 euro per jaar, maar het kan ook een onsje meer zijn want zoals gebruikelijk wordt bij de risicoberekening niet van de minst gunstige omstandigheden uitgegaan. Ja maar, roept het gemeentebestuur, we krijgen wel 22,50 euro per vierkante meter grond uitbetaald, staat in het contract! Bij de 15 hectare die Podium in beslag neemt is dat ruim 3 miljoen euro. Daar moeten wel allerlei gemeentelijke kosten van worden gedekt, zodat het nettobedrag wel eens wat lager kan uitvallen.
Wanneer de NVM-makelaars gelijk krijgen, springt er misschien nog een zakcentje uit voor de gemeente. Maar als de jongens van het Nyfar het bij het rechte eind hebben, zal het gemeentebestuur over enkele jaren met schaamrood moeten toegeven: schoenmaker blijf bij je leest! Maar dat wordt een dure les, waarvoor de inwoners van onze stad moeten betalen.
Geef een reactie