Woensdag 12 november 2003
Deze dag zal door velen binnen het stadhuis niet snel worden vergeten. Het college heeft de eer aan zichzelf gehouden en is afgetreden. De aanleiding was de baggerstort, waardoor gezegd kan worden dat in feite het provinciaal bestuur met het doordrukken van zijn eigen opvattingen de brandstof heeft geleverd voor de bestuurscrisis in onze stad.
Maar het had ook een ander onderwerp kunnen zijn. Het college heeft in de anderhalf jaar van haar bestaan al verschillende keren aan een dun draadje gehangen. Dat het een keer fout zou gaan, was te verwachten. In Amersfoort is gebeurd wat in de parlementaire geschiedenis bijna een traditie is: een bestuurslichaam valt niet op initiatief van de oppositie, maar door de interne verdeeldheid binnen de coalitiepartijen, en het valt meestal door een op het oog gering incident.
In het Amersfoortse geval: het college heeft de raad niet tijdig geïnformeerd over een op het oog onduidelijk besluit van GS. Dinsdagavond werden verschillende raadsleden door de actiegroep GUS geattendeerd op een besluit van GS waarvan via internet kennis kon worden genomen. Het besluit betrof een brief aan het Amersfoortse college, waarin positief werd gereageerd op het raadsbesluit over het bestemmingsplan voor de baggerstort, onder een voorbehoud. Het voorbehoud betrof een belangrijk artikel waarin de omvang van de baggerstort werd geregeld. Wat dat voorbehoud dan wel was, kon uit het besluit op internet niet worden opgemaakt.
De brief aan het college verstrekte de informatie die via internet niet was te verkrijgen. Op 24 oktober, ruim een week voor de extra raadsvergadering van 3 november, lag de GS-brief bij het college op tafel. Wethouder Bert van der Werff kan in elk geval worden verweten dat hij het politieke moment heeft gemist: hij had de brief over het politiek gevoelige baggerdossier direct naar de raad moeten doorsturen, wat hij verzuimde. Zijn terloopse opmerking op 3 november, waarbij hij zijdelings de brief aanstipte zonder op de inhoud in te gaan, is hem op deze dag fataal geworden. Een meerderheid van de raad oordeelde dat hij niet aan zijn informatieplicht aan de raad had voldaan.
De echte oorzaak van de motie van wantrouwen die niet meer in stemming hoefde te komen, ligt waarschijnlijk bij de start van het nu gevallen college. De ‘oude’ partijen maakten twee weeffouten: zij hebben op geforceerde wijze nieuwe partijen buiten het college gehouden en ze hebben een raadsprogramma geproduceerd dat een voortzetting vormde van het eerder vastgesteld beleid, zonder het duidelijke signaal van de kiezer – de verrassende verkiezingsuitslag – programmatisch te vertalen. Waarbij niet de vraag aan de orde is óf nieuwe partijen wel in een college zitting wilden nemen, maar waarbij vooral de mate van bereidheid in die richting binnen de coalitiepartijen een rol speelde.
Er moet snel een nieuw college komen, daarin had Jan de Wilde gelijk en dat werd ook door iedereen onderschreven. Overhaasten is echter een slechte zaak. De verhoudingen tussen de drie grootste partijen (waarvan er altijd tenminste twee in het nieuwe college een plaats moeten vinden) is verziekt. Allereerst moet de relatie tussen partijen worden hersteld, anders start een nieuw college al meteen met een handicap. De voorzitter van de grootste fractie kan hierbij geen rol spelen, hij is zelf te zeer aanleiding geweest voor de verstoorde verhoudingen. Wanneer zijn partij dit feit niet onder ogen ziet, loopt de VVD het gevaar dezelfde weg op te gaan als zes jaar geleden. Toen was de houding van de VVD-fractievoorzitter er de feitelijke oorzaak van dat de grootste partij vier jaar in de oppositie belandde.
Geef een reactie