Donderdag 21 augustus 2003
Vroeger, toen de raad nog niet ‘dualistisch’ was, bespraken de raadsleden elk kwartaal de ontwikkelingen in Vathorst. Dat gebeurde in de commissie VRO, waar dan de kwartaalrapportage van het ontwikkelingsbedrijf van Vathorst aan de orde kwam. Deze regelmatige aandacht deed recht aan het belang van de ontwikkeling van dit nieuwe stadsdeel voor onze stad. Niet alleen voor de volkshuisvesting en economie, maar ook voor de gemeentelijke organisatie en de financiën heeft de ontwikkeling van Vathorst een grote impact.
Nu de raad duaal is, komt de kwartaalrapportage alleen nog aan de orde binnen het college van B en W. Omdat ik elke week trouw de verslagen van de twee collegevergaderingen doorneem, stuit ik regelmatig ook op de vermelding over de kwartaalrapportage. Via internet haal ik daarna het onderliggende stuk op. Omdat behandeling in de commissie niet meer aan de orde is, hanteer ik het instrument van de schriftelijke vragen om zaken die ik in de kwartaalrapportage tegenkom en die mijn nieuwsgierigheid opwekken, aan de orde te stellen. Het is niet verrassend dat bij een omvangrijk project als Vathorst altijd wel vragen naar voren komen.
Over de beantwoording niets dan lof. Meestal moet ik iets langer wachten dan de voorgeschreven tijd, maar dat vind ik aanvaardbaar. Voor de beantwoording van mijn vragen moeten de ambtenaren meestal in contact treden met het ontwikkelingsbedrijf, en dat vergt nu eenmaal wat extra tijd. De antwoorden zijn serieus, uitvoerig zonder breedvoerig te zijn en verhullen ook eventuele zorgpunten niet. Soms blijken zorgen bij mij onterecht te zijn, blijkt een vraag achteraf minder relevant of gat het om zaken waarover moeilijk iets valt te zeggen. Maar dat is inherent aan het stellen van vragen, en er zijn veel antwoorden die er wel iets toe doen. Zo kwam ik er op deze wijze enkele maanden geleden achter dat in het gebied Laak verschillende waterpeilen zijn en een noodzakelijke schutsluis er voorlopig niet komt. Dat is ook belangrijke informatie voor nieuwe bewoners in Laak bij de vraag of ze wel of niet een jolletje willen kopen. Waarom niet, kun je zeggen, maar dan moet je wel weten dat de actieradius voor het bootje lange tijd zeer beperkt is.
Uit de antwoorden die ik deze week kreeg blijkt onder meer dat de hockeyclub Bunschoten zo’n 130 leden telt, waarvan 90 uit Amersfoort. Omdat de vereniging zijn groeipotentieel vooral uit Amersfoort-Noord haalt, verhuist de vereniging naar Vathorst. Dat is althans de bedoeling. De aanleg van het eerste veld is afhankelijk van een financiële bijdrage van de gemeente Bunschoten, die de intentie daartoe al heeft uitgesproken. Dat is aardige informatie voor de hockeyers in onze stad en weten we nu dus ook weer. Onlangs vroeg een actief lid van AMHC mij wat er met het hockeyveld in Vathorst aan de hand is: het antwoord ligt nu op tafel.
Met belangstelling las ik ook de antwoorden op mijn vragen over de ontwikkeling van de kantorenlocatie en de uitgifte van bedrijfsterreinen. Gezien de moeilijke situatie in de markt voor bedrijfsmatig onroerend goed, heb ik daarover zo min zorgen. Die blijken terecht te zijn, blijkt uit de antwoorden. Daar kun je als gemeente en ontwikkelingsbedrijf maar in beperkte zin iets aan doen. Ik vind het best belangrijk voor de raadsleden om over de stand van zaken daarbij op de hoogte te zijn, omdat deze ontwikkelingen hun uitwerking kunnen hebben op de gemeentebegroting en de speelruimte voor uitgaven elders in de stad.
Woensdag 20 augustus 2003
Amersfoort is een mooie stad. Meest in het ooglopend is natuurlijk de historische binnenstad, maar ook buiten dit centrum heeft de stad veel aantrekkelijke punten. Denk maar aan de wijk Kattenbroek, die nog steeds in de belangstelling staat, of het lommerrijke Bergkwartier. Ook de bosrijke uitlopers van de Utrechtse heuvelrug of de vogelrijke Eempolders vergroten de aantrekkelijkheid van onze stad. Maar het is vooral de binnenstad die Amersfoort tot een toeristische trekpleister maakt. Ik las daarom met grote belangstelling een artikel in de recente uitgave van het tijdschrift Recreatie en Toerisme over de manier waarop steden in ons land aan hun toeristische imago werken. Daarover is in 2002 een onderzoek gedaan in 19 steden, waaronder Amersfoort.
Onze stad blijkt zo’n beetje in de middenmoot te verkeren. Alleen in de sector ‘attracties’ scoort de stad hoog en staat daarbij op een vierde plaats. Steden die in het algemeen slechter scoren zijn Almelo, Borne, Dordrecht, Enschede, Hengelo en Schiedam. Borne is een wat vreemde eend in de bijt, maar dit dorp is meegenomen in het onderzoek omdat het deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met de drie Twentse steden, die overigens allen slecht scoren. Eerlijk gezegd, dat verbaast mij niet.
Waarom scoort Amersfoort niet hoog? Ik weet zeker dat zij dat verdient, enerzijds omdat het historische centrum een juweeltje is, anderzijds omdat een grote groep vrijwilligers zich met veel succes inzet om de schoonheid van de stad onder de aandacht te brengen. Kijk maar naar het Gilde en aan de Waterlijn, waar tientallen stadgenoten zich belangeloos inzetten om iedereen die daarin is geïnteresseerd op al het mooie binnen onze stad opmerkzaam te maken. Denk alleen maar aan de uitsluitend positieve reacties die je hoort van mensen die met de Waterlijn door onze stad zijn gevaren.
In het artikel staat over Amersfoort onder meer: ‘De toeristische ansichtkaart van Amersfoort die op basis van de associaties van respondenten bij deze stad kan worden samengesteld, bestaat uit een groot leeg vlak en een deel met veel kleine foto’s. Deze onbekendheid met de stad enerzijds en anderzijds de diversiteit van associaties die potentiële bezoekers bij Amersfoort hebben, tonen aan dat de stad geen eenduidig en helder imago heeft. Het maken van keuzen, het vasthouden aan die keuzen en het consequent uitdragen daarvan, kan het toeristische imago van Amersfoort versterken.’
De constatering en aanbeveling zijn duidelijk. Goed vertaalt wordt er eigenlijk opgemerkt: het ontbreekt de stad aan een helder beleid op toeristisch gebied. Ik wil niet onaardig zijn, maar van een wethouder als Ineke Geluk had ik dat ook niet direct verwacht. Toerisme kan een belangrijke economische peiler zijn en is alle aandacht meer dan waard. Ik zou de wethouder willen aanraden: doe er wat aan. Er zijn zat mensen met goede ideeën – ik hoef maar een naam als Hans Gerlings te noemen – die bij het nadenken over ons toeristische imago kunnen worden betrokken. Onze stad is een juweel, maar er is enig poetswerk noodzakelijk, lijkt mij zo!
Geef een reactie